Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Valika Smeulders (Rijksmuseum): ‘We moeten erkennen dat dit onze geschiedenis is’

Valika Smeulders | Hoofd geschiedenis Rijksmuseum

Drie jaar werkte Valika Smeulders aan de grote slavernijtentoonstelling van het Rijksmuseum. „Je kunt je erin verplaatsen, ongeacht je eigen afkomst.”

‘Het gaat om wat je níét ziet”, zegt Valika Smeulders over de grote slavernijtentoonstelling die – als de coronamaatregelen het toelaten – over twee weken opent in het Rijksmuseum. Smeulders, sinds juli vorig jaar hoofd geschiedenis van het museum, was drie jaar bezig met de voorbereidingen.

De tentoonstelling belooft een van de opvallendste van 2021 te worden. Uit de aankondiging blijkt dat de geschiedenis van de Nederlandse rol in de slavernij wordt verteld aan de hand van onder meer diorama’s en schilderijen uit die tijd, maar dat het vooral gaat om de verhalen die erbij verteld worden – want er zijn weinig voorwerpen in het Rijksmuseum die hebben toebehoord aan slaafgemaakten. Er is nauw samengewerkt met curatoren uit Suriname, Zuid-Afrika en Indonesië voor een zo compleet mogelijk verhaal. „Het is een geschiedenis waaromheen het lang stil was, maar veel mensen zijn eraan toe dat die nu wordt verteld”, zegt Smeulders.

Is het lastig dat u zich in deze tentoonstelling meer moet baseren op verhalen en minder op voorwerpen?

„Dat is een pijnpunt inderdaad. De authentieke voorwerpen die er zijn, zijn in de koloniale jaren gemaakt door en voor de mensen die aan de macht waren. Ze komen dus vooral uit de economische hoek, die van de machthebbers. Hoe laat je aan de hand van zulke objecten nu het verhaal zien van de mensen die in slavernij leefden? De authentieke objecten die de keerzijde tonen, ontbreken in onze collectie. Daarom vinden we de orale geschiedenis een belangrijke toevoeging. Als je voor een schilderij staat waarop plantages zijn afgebeeld, maar niet de ellende van de mensen die daar moesten werken, en je hebt op je koptelefoon een oud interview van iemand die nog kan vertellen over zijn grootouders, dan verandert dat schilderij.”

Gaat het ook over de desillusie dat het onrecht bleef na de afschaffing van de slavernij?

„Ja, het is een systeem dat is gemaakt door mensen, en het is afgeschaft door mensen. Ik denk we ook laten zien welke sporen van de slavernij nog zijn terug te vinden in de hedendaagse samenleving. Al gaan we die niet voorkauwen.”

Je moet die verbanden zelf leggen?

„We willen niet te nadrukkelijk zijn, ook niets voorschrijven, maar de verhalen vertellen vanuit de orale overlevering en vanuit de kunst. Het is een historische tentoonstelling over de Nederlandse geschiedenis en ik denk dat dat al voldoende prikkelt tot nadenken.”

De roep dat musea op maatschappelijk of politiek vlak stelling moeten nemen wordt steeds luider, het idee dat musea neutraal zijn in wat ze aanbieden lijkt achterhaald. Wat vindt u daarvan?

„Ik vind het belangrijk dat we echt een historisch museum zijn, dus dat we ons in principe richten op de geschiedenis. Inderdaad: de neutraliteit van vroeger was eigenlijk helemaal geen neutraliteit. Wat ik wel neutraal zou willen houden, is dat bezoekers zich vrij moeten voelen om hun eigen conclusies te trekken over het tentoongestelde. Het gaat hier om universele geschiedenis: onrecht en onderdrukking komen overal in de wereldgeschiedenis continu voor. Dus je kunt je erin verplaatsen, ongeacht je eigen afkomst en wie jouw voorouders specifiek zijn geweest.”

Lees ook Profijt uit slavenhandel? Een strafproces is mogelijk

Denkt u dat deze tentoonstelling een bijdrage kan leveren aan het maken van excuses voor het slavernijverleden?

„Excuses maken is aan de politiek. Wat wij als museum kunnen doen, is het publieke debat voeden met nieuwe informatie. Heel veel slavernijgeschiedenis is nog te weinig verteld.”

Dus dan zou de tentoonstelling draagvlak creëren voor excuses?

„Als mensen meer weten, kan het zijn dat ze ook over nieuwe beslissingen na gaan denken.”

Wat vindt u er persoonlijk van dat die excuses nog niet zijn gemaakt door de Nederlandse regering?

„Het gaat erom wat je met die excuses doet. Ik denk dat vooral de erkenning dat dit over onze nationale geschiedenis gaat heel belangrijk is, het draait niet om het uitspreken van excuses op zichzelf. Het gaat om educatie, om wat je met de gezamenlijke geschiedenis doet, hoe die de samenleving beter kan maken. Excuses zijn daarbij mooi, omdat die laten zien dat je niet meer achter dat systeem van toen staat en vooruit wilt kijken, dat je het onrecht uit het verleden erkent. Dat je investeert in programma’s die ervoor zorgen dat institutioneel racisme wordt aangepakt. Dat is waar de winst ligt: als er straks werkelijk gelijkere kansen zijn voor iedereen.”

Jacob Coeman, 1665 - Pieter Cnoll, Cornelia van Nijenrode, hun dochters en twee tot slaaf gemaakte bedienden.

Collectie Rijksmuseum

Geschiedenis lijkt steeds meer te gaan om meningen dan om verhalen. Is dat lastig voor het Rijksmuseum?

„De ivoren toren van waaruit universiteiten en musea werkten, kan niet blijven voortbestaan. Tegelijkertijd: op een mening kan ik geen tentoonstelling bouwen. We werken samen met onderzoekers en universiteiten om nieuwe inzichten het museum binnen te halen en om dat maatschappelijke debat van nieuwe informatie te kunnen voorzien. Je wilt ook weten wat er speelt om dat debat te kunnen voeden. Momenteel zijn wij een tentoonstelling aan het voorbereiden over Indonesië vlak na de Tweede Wereldoorlog, die in 2022 te zien zal zijn in het Rijksmuseum. Dat is natuurlijk ook een heel controversiële geschiedenis, waar je op verschillende manieren tegenaan kunt kijken. Dat willen we aanpakken op een vergelijkbare manier: met gastconservatoren uit Indonesië, maar ook met verschillende stemmen in Nederland. Dat verhaal moeten we ook beter leren vertellen, samen met de mensen die daar een familiegeschiedenis hebben of die daar al langer aan werken.”

Kun je stellen dat jullie meer vanuit een ethische invalshoek gaan werken in plaats van een esthetische?

„De esthetiek blijft belangrijk, maar we zijn ons aan het bekwamen in het vertellen van veelzijdige verhalen, zoals je die vindt in de literatuur. In geen enkele film of boek verwacht je ongecompliceerde schoonheid aan te treffen. Dat zouden mensen saai vinden. En er is genoeg beeldende kunst in dit museum om je aan te vergapen. Maar je wilt ook het verhaal eromheen vertellen. Met sociale media, audiovisuele middelen en dergelijke kunnen we het geheel spannend en menselijker maken.”

En daarmee ook meer geëngageerd?

„Ja, ik denk dat als je kunst dichterbij de mens brengt, het ook meer geëngageerd is. Maar het gaat dus niet alleen om controversiële geschiedenis. Je wilt ook verwondering wekken. We werken bijvoorbeeld als geschiedenisafdeling aan tentoonstellingen over dieren en het verbeelden van dieren in de kunst. Dan gaat het om een vraag als: hoe verhoudt de mens zich tot zijn natuurlijke omgeving?”

Excuses maken is aan de politiek. Wat wij als museum kunnen doen, is het publieke debat voeden met nieuwe informatie

In interviews die u gaf sinds u hoofd geschiedenis bent van het Rijksmuseum werd vaak gevraagd naar uw eigen verleden, en daarbij kwam ook de plantagehouder MacDonald naar voren. Hij kreeg bij uw bet-betovergrootmoeder vijf kinderen. Vond u het vervelend om daar elke keer naar gevraagd te worden?

„Het was gek dat het opeens om mij ging. Tot nu toe ging het in mijn werk nooit over mij. Maar ik snap wel dat mensen, in deze periode dat geschiedenis zo maatschappelijk besproken wordt, nieuwsgierig zijn naar wie er in het Rijksmuseum werken. Ja, ik heb voorouders die ik bewonder en ik heb voorouders waar ik me ongemakkelijk bij kan voelen. Het hoort er gewoon bij, en als het mensen bij hun eigen geschiedenis helpt als ik dat vertel, vind ik dat prima. Je bent niet je voorouders, maar je moet je wel tot hen verhouden. Ik hoop dat ik zo kan laten zien dat het oké is.”

Er zijn mensen die meer moeite hebben om te vertellen over familie die aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat, of het nu de slavernij betreft of de opstelling tijdens de Tweede Wereldoorlog.

„Ik denk dat het helpt dat ik mijn jeugd deels doorbracht in het Caribisch gebied. Daar horen dit soort verhalen bij de geschiedenis van het land, daarmee is het minder persoonlijk. We zijn niet verdeeld in een schuldige groep en een onschuldige groep. Belangrijk is dat je het verleden erkent en niet ontkent, dáár heb je zeggenschap over. Zo ontstaat empathie met en inlevingsvermogen voor wat het met een ander doet. Dat is belangrijk. Dat wil ik overbrengen, ook met het verhaal van mijn voorouders.”

U promoveerde op verschillen in de omgang met het slavernijverleden in Suriname, Curaçao, Ghana en Zuid-Afrika. Is dat verschil groot tussen bijvoorbeeld Suriname en Curaçao?

„Ja, dat zou je misschien niet verwachten. Het hangt erg af van de politieke situatie, de economische belangen en de rol van toerisme in een land. Suriname is onafhankelijk en bestaat uit verschillende bevolkingsgroepen waarvan de meerderheid zich verbonden voelt met de mensen die geleden hebben onder het koloniale bewind. Zij bepaalden op een gegeven moment: we zijn er transparant en open over, want dit is onze voorgeschiedenis en dat zou hier geen taboe moeten zijn.

„Op Curaçao bleef dat taboe veel langer hangen omdat het zich meer moest verhouden tot de nazaten van de koloniale machthebbers, die nog steeds machtige posities hebben. Daardoor is er langer gezwegen over het koloniale en het slavernijverleden. Pas toen bleek dat toeristen juist geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de slavernij, ging Curaçao daarin mee. Toen werden er ook meteen grote stappen gezet, sindsdien zijn er steeds meer musea mee bezig.”

Lees ook: De ruzie voorbij: Nederland en de slavernij

U zat ook in de commissie over de teruggave van roofkunst. Zijn er verschillen tussen gebieden in de mate waarin voorwerpen worden teruggevraagd?

„De commissie had de opdracht te kijken naar wat voor beleid er nodig is om goed om te gaan met de delen van de collectie waarbij roof een rol kan spelen. Als commissie hebben we dat breder getrokken. Eigenlijk moet je het hebben over je hele koloniale collectie en als het gaat over landen in het Caribisch gebied, dan betreft dit vaak niet alleen roofkunst. Toen de Europeanen daar aankwamen, waren er geen grote kunstwerken, zoals je die wel had in het gebied rondom de Indische oceaan. Tegelijkertijd zijn de objecten uit het Caribisch gebied die te maken hebben met die koloniale geschiedenis wel relevant voor die landen om hun koloniale geschiedenis te kunnen vertellen. Als commissie wilden we daarom een veel bredere blik op eigenaarschap. En zo kwamen we uit bij het advies: kijk naar het onrecht uit die periode en kijk wat je nu kunt doen om dat onrecht weer recht te trekken.

„Ik denk wel dat het beeld dat in de media wordt geschetst dat er veel kunst teruggevraagd gaat worden, niet helemaal klopt. Ik denk dat het eigenlijk wel meevalt. Er zijn nog geen officiële restitutieverzoeken gedaan, musea in Indonesië hebben zelf enorme collecties en er is niet meteen van alles dat direct terug zou moeten. Het gaat vooral om de erkenning, denk ik. We merken wel dat het leeft. We krijgen reacties van musea rondom zowel de Indische Oceaan als de Atlantische Oceaan. Er is belangstelling voor samenwerking en voor het samenvoegen van onderzoek.”

Historicus Louis Zweers stelt in het onlangs verschenen ‘Buit’ dat er vanaf 1942 cultureel erfgoed is gestolen van Nederlandse ingezetenen en dat daarom ook naar de omgedraaide rollen moet worden gekeken. Is die kanttekening terecht of is dat nog wat vroeg?

„Timing is altijd belangrijk bij grote onderwerpen, maar eh, ja… Ik vind het zonde als je onderwerpen aan elkaar schakelt alsof dat één ruimte moet bezetten. Vaak als het gaat over slavernij of koloniale geschiedenis wordt ineens de volledige wereldgeschiedenis eraan geplakt. Daar ben ik niet zo voor. Want het is belangrijk dat we ons realiseren wat de specifieke mechanismen zijn van een specifiek stuk geschiedenis. Geef dat de ruimte. Ja, de wereld is vol onrecht, en alles moet op z’n tijd aandacht krijgen, maar vertroebel het niet door er een groot grijs gebied van te maken.”

Jullie gaan ongetwijfeld veel reacties krijgen op deze tentoonstelling. Bent u daarop voorbereid?

„Je moet managen hoeveel je binnen laat, maar ook altijd met iedereen in gesprek blijven. Ja, er zijn veel mensen die stellen dat in de geschiedenis iets anders erger was of juist minder erg. Ik vind het niet zo belangrijk om te kijken naar wat erger is: het is geen wedstrijd. Het is de belangstelling voor de mens die me drijft.”

Raken de reacties u persoonlijk?

„Ik doe mijn werk met mijn hart, dus natuurlijk kunnen dingen me wel raken, absoluut. Maar ik snap ook wel dat dialoog en verschillende meningen daarbinnen erg belangrijk zijn om samen verder te kunnen komen. Dus ik hoop dat mensen zich durven uit te spreken over hoe zij iets zien, ik hoop ook dat mensen blijven luisteren en in gesprek blijven zodat we niet gaan vastzitten in onze meningen.”

De tentoonstelling Slavernij is onder voorboud van 12 februari t/m 30 mei 2021 te zien in het Rijksmuseum Amsterdam.

Voor actuele openingstijden kijk op: rijksmuseum.nl