Invoeren van rekeningrijden, inkrimpen van de veestapel en hoger belasten van aardgas. Dat zijn volgens een ambtelijke commissie maatregelen die op de politieke agenda moeten komen als Nederland zijn uitstoot van broeikasgassen richting 2030 verder wil beperken. Extra inspanningen zijn noodzakelijk omdat de EU-landen eind vorig jaar unaniem tot een scherper Europees milieubeleid hebben besloten.
De commissie onder leiding van Laura van Geest, voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten, heeft op verzoek van de inmiddels opgestapte minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) een lijst van tientallen maatregelen opgesteld die een volgend kabinet kan nemen om de verduurzaming in Nederland te versnellen. Het rapport Bestemming Parijs, dat vrijdag naar de Tweede Kamer is gestuurd, is bedoeld als hulp bij de formatie van een nieuw kabinet na de verkiezingen van maart. In 2017 bleek bij de formatie veel behoefte aan een overzicht van concreet klimaatbeleid.
Betalen naar gebruik
De kans is groot dat de invoering van rekeningrijden op de formatietafel komt te liggen, nadat het huidige kabinet de invoering van een kilometerheffing voor zich uit heeft geschoven. Met name de VVD was tegen rekeningrijden gekant en wilde in de afgelopen vier jaar niet verder gaan dan proefprojecten. Doel van het klimaatakkoord is dat in 2030 alleen nog nieuwe elektrische auto’s worden verkocht. Volgens de commissie rijden tegen die tijd nog veel auto’s op benzine of diesel en is een reductie van hun kilometers noodzakelijk. „Invoeren van betalen naar gebruik is daarbij van wezenlijk belang.”
In 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie met 55 procent (ten opzichte van 1990) zijn afgenomen, waar Brussel eerder van 40 procent uitging. Het volgende kabinet moet dus veel meer doen tegen klimaatverandering. Het Nederlandse klimaatakkoord dat in 2019 werd gesloten, gaat uit van een reductie van 49 procent. Vorig jaar bleek dat die reductie met het huidige beleid niet wordt gehaald.
In juni komt de Europese Commissie met voorstellen die moeten leiden tot het nieuwe klimaatdoel voor de EU. Die voorstellen leiden er overigens niet toe dat de reductie in alle landen op precies 55 procent uitkomt. Europese landen met bijvoorbeeld veel kolencentrales zien hun uitstoot meer dalen als de uitstoot van die centrales in Europees verband extra wordt belast.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data65250619-18f3d9.jpg)
Enorme opdracht
Diederik Samsom, kabinetschef van Europees commissaris Frans Timmermans, zei afgelopen week voorafgaand aan een verkiezingsdebat dat de Europese plannen voor Nederland naar verwachting op een reductie van 52 procent uitkomen, een stijging van 3 procentpunt ten opzichte van het klimaatakkoord. „Dat klinkt misschien als een beetje, maar die opdracht is enorm”, aldus Samsom.
Het gevolg is dat makkelijke oplossingen niet meer voldoende zijn. De kans is daarom groot dat steeds meer controversiële maatregelen op de formatietafel komen, zoals vermindering van het aantal koeien, varkens en kippen. Als Nederland in 2050 klimaatneutraal wil zijn, ligt het volgens de commissie-Van Geest „voor de hand om de krimp van de veestapel bewust onderdeel te maken van het beleid”.
De ambtelijke werkgroep constateert verder dat de huidige lage gasprijs nadelig is voor de verduurzaming van de verwarming van woningen. En omdat gas „relatief mild” wordt belast in vergelijking met elektriciteit, is er „ruimte voor verdere verschuiving”.
De commissie, die haar werk zonder politieke opdracht of sturing deed, gaat er in haar rapport vanuit dat de aanscherping van het klimaatbeleid tot lastenverzwaring leidt, zonder dat ze de inkomenseffecten in kaart heeft kunnen brengen. Daar ontbrak de tijd voor. Tot 2030 zou de extra lastenverzwaring elk jaar uitkomen op 3,6 tot 5,6 miljard euro, afhankelijk van de mate waarin Nederland de komende jaren de CO2-reductie aanpakt.
Nationale reductie
Naast uitvoeren van het Europese beleid – zoals zwaarder belasten van de uitstoot van grote industriële bedrijven in de EU – moet Nederland op nationaal niveau voor extra reductie zorgen. In de gebouwde omgeving (acht miljoen huizen, scholen en kantoren), mobiliteit (verkeer, transport), landbouw en een deel van de industrie moet tot en met 2030 minder worden uitgestoten.
Aan de hand van schattingen van het Planbureau voor de Leefomgeving gaat de commissie uit van een extra reductie van elf miljoen ton aan CO2. „Dit is fors”, stelt de commissie, omdat het in de genoemde sectoren bijna om een verdubbeling gaat van de inspanningen waarin het pas gesloten Klimaatakkoord voorziet.