Nederland is een land van de klok – ook overdag. KPN stuurde maandag een grafiekje rond over het dataverbruik tijdens deze weken van schoolsluiting. Het lijkt erop dat thuiswerkers hun dagen volgens een strak, ordentelijk rooster doorbrengen. Elk half uur en elk heel uur zie je piekjes in het netwerkverkeer; de momenten waarop videogaderingen starten. Zo ontstaat een mooie zaagtandgrafiek, opgebouwd uit sessies met Zoom, Teams, Meet, WebEx en Skype – kies je favoriete gereedschap.
De regelmaat van die zaagtand is bedrieglijk: achter veel voordeuren wordt voortdurend geïmproviseerd om de boel draaiende te houden. Zeker in huishoudens met jonge kinderen moet elke dag de aandacht verdeeld worden tussen thuis werken, thuis studeren en thuis helpen met onderwijs.
De basisscholen zijn gesloten om er zeker van te zijn dat ouders niet – tegen het dringend advies van de overheid in – naar hun werk gaan. Kinderen als handenbindertje om de pandemie te bestrijden.
Dankzij de schoolsluiting sneuvelden in de eerste twee weken van 2021 de dataverkeerrecords, meldt KPN. De geruststellende boodschap is dat het netwerk genoeg capaciteit heeft om de pieken aan te kunnen.
Maar binnenshuis is de rek er uit. Multitaskende ouders smeren hun werkdag uit naar de avond of parkeren hun kinderen een paar uur achter de gameconsole om toch wat werk gedaan te krijgen. Zij die het zich kunnen veroorloven, huren studenten in om kinderen te begeleiden. Gezinnen ruilen onderling kinderen uit om ze per toerbeurt thuisonderwijs te geven. Dat werkt averechts: meer contacten, meer kans op besmettingen.
Het is een misverstand te denken dat kinderen, zelfs al hebben ze een goede laptop, goede wifi en een goed stel hersenen, zich thuis net zo ontwikkelen als op school. De leerachterstanden lopen op. Dat geldt zeker voor moeilijk lerende kinderen of kinderen met ouders die hen niet goed kunnen begeleiden.
Collega Carola Houtekamer schreef zaterdag in NRC over de psychische en sociale schade van de schoolsluiting. De cijfers in haar artikel zijn veelzeggend: 20 procent minder vooruitgang bij leerlingen, 20 procent meer dwangvoeding bij jongeren, meer kindermishandeling en meer aanmeldingen bij de jeugdpsychiatrie. Conclusie: een maatschappij zonder de structuur en steun van scholen functioneert niet.
De omslag naar digitaal onderwijs leek deze keer makkelijker gemaakt dan tijdens de eerste lockdown. De schoolboeken waren deze keer in mum van tijd gedigitaliseerd, het rooster lag al klaar. Maar al die goedbedoelde e-learningsoftware blijft een slap aftreksel van de echte school. Als een theezakje dat voor de derde keer gebruikt wordt.
Zo voel ik mezelf ook deze week – een gebruikt theezakje. Vergeef me als ik wat warrig overkom. Mijn hoofd is, in voorbereiding op de Eindtoets van mijn dochter, gevuld met ongelijknamige breuken, werkwoordsvormen in de gebiedende wijs en de laatste stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tegelijk maak ik het knagende optelsommetje van de multitaskende thuiswerker: ik ben een docent van niks, een ouder van niks en een werknemer van niks.
„Iedereen doet zijn best en dat is goed genoeg. Geen enkel kind loopt voor of achter”, sust de basisschool in een goed getimed hart-onder-de-riem-briefje aan alle ouders. „Uw kind doet het precies goed.”
Net als de ouders loopt het onderwijzend personeel inmiddels op de laatste benen. Elke docent weet hoe ongelooflijk veel energie het kost om kinderen bij de les te houden via een schermpje. Voor hen geldt hetzelfde: deze schoolsluiting heeft lang genoeg geduurd.
Marc Hijink schrijft op deze plaats elke woensdag over technologie.