Richard Klein: „We zijn laat begonnen met onderzoek naar adaptatie, omdat het als politiek incorrect werd gezien.”

Foto Felix Schmitt

Interview

‘Soms denk ik: laten we dat woord klimaatadaptatie maar schrappen’

Klimaatadaptatie Hoogleraar Richard Klein ziet dat klimaatadaptatie niet vlot. „Beleidsmakers denken op korte termijn, over de rol het bedrijfsleven wordt niet gedacht.”

Een intens heftige bui stortte zich uit over het Duitse Bonn, in de zomer van 2016. De bewoners legden al snel de link met de opwarming van de aarde. Ook hoogleraar Richard Klein, die in Bonn woont en al zeker 25 jaar bestudeert hoe de mens zich aanpast aan klimaatverandering. Of zich verkeerd aanpast. Of zich niet aanpast.

„Door al het regenwater trad de Godesberger Bach buiten haar oevers”, vertelt Klein via een videoverbinding. „Bij een net geopend winkelcentrum liepen miljoenen liters water de kelder in.” Er stonden niet alleen auto’s, maar ook computers en apparatuur voor de elektronica, de airco’s. Het winkelcentrum bleef negen maanden dicht, voor reparaties. „En wat denk je? Bij de heropening hadden ze de nieuwe apparatuur gewoon weer in de kelder gezet”, zegt Klein, terwijl hij z’n armen de lucht in steekt. „Ik dacht: dit kan toch niet!”

Hoe exemplarisch is dit voorbeeld voor de rest van de wereld?

„Op sommige plekken gaat het beter dan op andere. Maar over het geheel genomen lopen we hopeloos achter de feiten aan.”

Hoe komt dat?

„We zijn laat begonnen met onderzoek naar adaptatie, onder andere omdat het als politiek incorrect werd gezien.”

Hoezo incorrect?

„Alle aandacht ging uit naar het terugdringen van de broeikasgassen. Het idee was: beter voorkomen dan genezen. Onderzoek doen naar adaptatie, dat voelde alsof je de handdoek in de ring gooide. Pas in 2003, op de klimaattop in Marrakesh, kwam adaptatie hoger op de agenda. Het werd duidelijk dat ontwikkelingslanden en eilandstaten al de gevolgen ondervonden van een probleem dat het Westen had veroorzaakt. Moreel was het niet meer te verkopen om je alleen op uitstootbeperking te richten. Maar op de klimaattop in Bali, in 2007, lag ik nog steeds in de clinch met mensen van Greenpeace. Ik schreef weliswaar voor het IPCC, en hoorde dus bij de goeien. Maar aan de andere kant hield ik me bezig met adaptatie, en dat vonden ze not done.”

Is die houding veranderd?

„Ik heb het idee dat klimaatsceptici de discussie in omgekeerde vorm aan het terugbrengen zijn. Ontkennen dat het klimaat aan het veranderen is, daar kun je niet meer mee wegkomen. Maar ze zeggen nu dat het verminderen van de uitstoot zo duur en verstorend is. We moeten het maar op adaptatie aan laten komen. Klimaatontkenning 2.0 noem ik het. Terwijl ze zich niet interesseren voor adaptatie. Laat staan dat ze weten wat erbij komt kijken.”

De ingenieur bedenkt iets, en het dorp, de stad, het land moet het dan maar uitvoeren

Want het is wel nodig.

„Allebei. Het terugdringen van de uitstoot, mitigatie dus. En het aanpassen aan de veranderingen die nu al gaande zijn. En die erger zullen worden. De hittegolven, bosbranden, hoosbuien, overstromingen.”

Op de internationale adaptatietop in Den Haag is deze week de oproep gedaan dat er veel meer geld voor adaptatie moet komen. Wat vindt u daarvan?

„Iedereen wil nu actie! Het is terecht dat de Global Commission on Adaptation roept dat er te weinig gebeurt. Maar ik zie ook een groot gevaar. Want we weten nog maar weinig over wat wel en niet werkt. Hoe kun je een project het beste financieren, hoe plan je het, wie betrek je erbij? Hoe zorg je ervoor dat het effect blijvend is?

„Na die klimaattop in Marrakesh is het onderzoek twee richtingen opgegaan. De meeste aandacht gaat sindsdien uit naar onderzoek vóór adaptatie. Het is de technocratische aanpak. Wordt het heter? Dan plaatsen we tanks die regenwater opvangen. Een dijk hier, een waterput daar. Het is het oude en volkomen achterhaalde idee van lineaire kennisoverdracht. De ingenieur bedenkt iets, en het dorp, de stad, het land moet het dan maar uitvoeren. We weten al lang dat het zo niet werkt.”

Waarom niet?

„Het gaat volkomen voorbij aan de sociale, culturele en politieke barrières die spelen. Armoede, ongelijkheid, niet functionerende politieke systemen. Er zijn landen waar vrouwen niet hebben leren zwemmen en mannen wel. Wat gebeurt er dan bij een overstroming? In Bangladesh zijn schuilplaatsen gebouwd waar mensen bij een orkaan terechtkunnen. Maar vrouwen werden daar door mannen misbruikt. Dus moesten er gescheiden schuilplaatsen komen.

Een coronavirus kan de halve wereld oversteken, maar klimaatrisico’s kunnen dat ook

„Vaak spelen ook conflicten. In Catalonië erodeert de kust door zeespiegelstijging. De ingenieur zegt: voer nieuw zand aan. Hoteleigenaren zijn voor, want een strand verhoogt de aantrekkelijkheid voor toeristen, die geld in het laatje brengen. Maar natuurorganisaties zijn tegen, want het schaadt het soort zeegras dat alleen daar voorkomt. We lopen steeds tegen dezelfde bottlenecks op.”

Welke zijn dat?

„Dat beleidsmakers veelal op de korte termijn denken. Dat klimaatadaptatie niet het enige is wat ze bezighoudt. Het gebruik van jargon. Ik denk weleens dat we het woord ‘adaptatie’ maar moeten afschaffen. Schaar het gewoon onder risico. Dan kun je het makkelijker integreren met ander beleid dat risico’s beperkt. Dat werkt veel beter voor de ambtenaar die ervoor moet zorgen dat de kleuterschool in de buitenwijk droog blijft.”

U had het over een splitsing in het onderzoek. Wat is de andere richting?

„Dat is onderzoek náár adaptatie. Wanneer werkt het wel, en wanneer niet? Waarom? In welke vorm? Op welke schaal? Daar weten we nog te weinig van. We zijn bijvoorbeeld pas net begonnen om grensoverschrijdende klimaatrisico’s te bestuderen. Een coronavirus kan de halve wereld oversteken, maar klimaatrisico’s kunnen dat ook. In 2008 leidde heftige droogte in Azië tot tegenvallende rijstoogsten. India slonk de export, waardoor de prijzen op de wereldmarkt verdriedubbelden. In Senegal, waar mensen graag Aziatische rijst eten, leidde het tot voedselrellen en politieke instabiliteit, met doden tot gevolg. Wie is hiervoor verantwoordelijk? India? Senegal? Het Wereldvoedselprogramma?”

Als je het over handelsketens hebt, kom je al snel op de rol van het bedrijfsleven. Hoe ziet u die?

„Nog zo’n terrein waar we weinig van weten. Bij mitigatie zijn de rol en de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven vanzelfsprekend. Hier wordt ook al langer nagedacht over just transition, wat is een rechtvaardige overgang naar een fossielvrije samenleving? We moeten af van de fossiele brandstoffen. De industrie moet transformeren, maar de mensen die er werken mogen daar niet het slachtoffer van worden.

„Voor adaptatie beginnen we daar nu pas over na te denken. Stel dat in Honduras de kwaliteit van koffie achteruitgaat door klimaatverandering. Voor een bedrijf als Starbucks is het makkelijk om te zeggen: we halen onze koffie wel ergens anders. Dat is zijn adaptatie. De boeren in Honduras zullen dan de dupe zijn, en zij hebben minder stem dan de gele hesjes in Frankrijk. Mag Starbucks dat zomaar doen?”

In Groot-Brittannië worden huizen gebouwd in het overstromingsgebied van de Theems

De Global Commission on Adaptation heeft ruim een jaar geleden een rapport uitgebracht over adaptatie. Over de rol van het bedrijfsleven wordt alleen in algemeenheden gesproken.

„Omdat het te gevoelig lag. Oxfam wilde dat wel. Ik heb voor dat rapport voorgesteld de rol van grensoverschrijdende risico’s mee te nemen. Omdat landen nu vaak alleen naar de gevolgen van klimaatverandering binnen hun eigen grenzen kijken. Dat is niet opgepakt. Er werd gezegd: dat is te ingewikkeld. Het is een veilig rapport geworden. De commissie wijst vijf gebieden aan waarin geïnvesteerd moet worden, onder andere de bescherming van mangrovebossen, en early warning systems. Maar dat wisten we allang. Oké, ik geef toe dat het uitmaakt of Richard Klein zoiets zegt, of zoals in dit geval, dat Ban Ki-moon, Bill Gates en [IMF-topvrouw] Kristalina Georgieva het zeggen. Tegelijk wekt het rapport weer die indruk dat als er maar meer geld komt, dat we het probleem dan even oplossen. Dat typische Nederlandse ingenieursdenken.”

Hoe zou u het graag zien?

„Om te beginnen moet we stoppen nieuwe risico’s te creëren. In Groot-Brittannië worden huizen gebouwd in het overstromingsgebied van de Theems. Er wordt een dijk omheen gezet, en het lijkt goed. Maar die beschermt slechts tot een bepaald niveau. Het kan zo misgaan. Sterker nog, het is op plekken al misgegaan. Dat is wat wij noemen maladaptatie. En dat zien we nog veel te veel. Daarnaast moeten landen hun aanpassingsvermogen verbeteren.

Waar zit ’m dat in?

„Kennis, functionerende instituties, een cultuur van samenwerking. De truc is je voor te bereiden op dingen waarvan je niet weet dat ze gaan komen. En als ze toch gebeuren, zoals de hittegolven in 2003 en 2006, snel te reageren. Nederland heeft het nationaal hitteplan opgezet, een goeie samenwerking tussen RIVM, KNMI, het Rode Kruis, de GGD’s, huisartsen, thuiszorg, noem maar op. En dan helpt het ook dat Claudia de Breij er in een show aandacht aan geeft door te praten over die ambtenaar die zegt dat haar oma meer moet drinken.”

Soms zou je willen dat een grote tekenaar de wereld opnieuw en klimaatveilig inricht.

„We weten dat we niet kunnen vasthouden aan wat we nu hebben. Maar wat is dan de visie voor het dorp, de stad, het land, de wereld als geheel? En hoe werken we daar met z’n allen naartoe zonder conflicten te creëren? We moeten er met z’n allen de schouders onder zetten. Maar we kunnen niet eens met z’n allen de schouders onder een coronavirusbeleid zetten. Ik wil daar niet cynisch over zijn, maar zo’n grote transformatie laat zich niet plannen. Je moet klaar zijn om de kansen te grijpen die komen.”

Foto Felix Schmitt