Soedanezen uitgezet ondanks aanwijzingen voor marteling

Asielbeleid De Immigratie- en Naturalisatiedienst schoof bewijzen van marteling opzij om Soedanezen uit te kunnen zetten.

De arm van Ali. Volgens onafhankelijk onderzoek gaat het om sporen van mishandeling.
De arm van Ali. Volgens onafhankelijk onderzoek gaat het om sporen van mishandeling. Foto privébezit

Justitie heeft het afgelopen decennium zeker zestien Soedanese asielzoekers uitgezet ondanks sterke aanwijzingen voor martelingen door de autoriteiten in Soedan. Vijf van hen zeggen tegen NRC dat de beruchte Soedanese veiligheidsdienst NISS hen bij aankomst op de luchthaven van hoofdstad Khartoem heeft ondervraagd, vastgezet en – in meerdere gevallen – gemarteld. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) schoof herhaaldelijk bewijzen hiervan opzij, blijkt uit een reconstructie van NRC op basis van onder meer interne documentatie van het ministerie van Justitie en Veiligheid, verkregen via de Wet openbaarheid van bestuur.

Lees ook: Wat er met Ali, Samoal, Ibrahim gebeurde na hun uitzetting naar Soedan

In 2014 en 2018 concludeerden medisch-forensisch deskundigen op basis van foto’s dat het ernstige letsel van twee uitgezette asielzoekers paste bij hun getuigenissen. Zij zeggen dat NISS-agenten hen respectievelijk tien en dertien dagen hebben vastgezet en gemarteld. De een had zeven brandmerken van uitgedrukte sigaretten in zijn arm, de ander zeker tien grote striemen op zijn rug en armen. In 2018 vond toenmalige staatssecretaris Mark Harbers (Asiel en Migratie, VVD) onderzoek van overheidsinstituut NFI, dat de bevindingen rondom de tweede zaak bevestigde, onvoldoende om het beleid te wijzigen. Een Soedanees die kort daarna werd uitgezet, zegt tegen NRC dat hij drie maanden is vastgezet en mishandeld en vervolgens te werk is gesteld.

Voor de uitzettingen werkte de onder Justitie vallende Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) samen met het regime van de voormalige president Omar al-Bashir, die door het Internationaal Strafhof wordt gezocht vanwege de genocide in Darfur. Om Soedan uitgeprocedeerde asielzoekers te laten terugnemen, ging Nederland om de tafel met de NISS en met minister van Buitenlandse Zaken Ali Karti, die verantwoordelijk is geweest voor meerdere dodelijke overheidscampagnes in het zuiden van het land. In 2011 tekende de DT&V een overeenkomst met de toenmalige Soedanese ambassadeur in Den Haag.

Uit DT&V-documentatie blijkt dat Nederland uitzettingen belangrijk vindt als „stok achter de deur”. Zonder gedwongen terugkeer gaan uitgeprocedeerde asielzoekers ook niet vrijwillig terug, is de redenering. Nederland wendt daarom „positieve prikkels” aan om partnerlanden mee te laten werken aan uitzettingen. De afgelopen jaren gaf Nederland met de EU honderden miljoenen euro’s uit aan onder meer grensversterking in Soedan, dat zich ontwikkelde tot de belangrijkste EU-partner in het tegengaan van migratie uit Oost-Afrika.

Het ministerie van Justitie en Veiligheid zegt in een reactie dat het uitzetbeleid naar Soedan „uitgebreid en zorgvuldig” is. Het afgelopen decennium is volgens Justitie „telkens gebleken” dat Soedan veilig genoeg is. Op individuele gevallen wil het ministerie niet ingaan.

Toch moesten ze terug naar Soedan pagina 28-31