Hobbelige kronkelwegen door Palestijnse dorpen, een paar honderd meter verderop een vierbaansweg voor Israëlische voertuigen. Israëlische nederzettingen waar Palestijnen alleen als dagloners mogen komen, en alleen met de juiste papieren. Afgelopen zomer concludeerde de Israëlische advocaat Michael Sfard in een juridische analyse voor mensenrechtenorganisatie Yesh Din dat er sprake is van apartheid op de Westelijke Jordaanoever.
Vorige week besloot ook de bekende Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem Israël een apartheidsstaat te noemen. De reacties variëren van „taboedoorbrekend” en „dapper” tot „grote leugens” en „antisemitische Israëlhaters”.
Een belangrijk argument van zowel Yesh Din als B’Tselem is het bestaan van twee parallelle rechtssystemen. Als een Palestijnse of Joodse inwoner op precies dezelfde plek dezelfde misdaad pleegt, wordt de eerste voor de militaire rechter gebracht en de tweede volgens civiel recht berecht. Honderden Palestijnen, inclusief minderjarigen, zitten maanden en soms jaren vast zonder aanklacht. Verder worden het gebrek aan politieke rechten, de beperkte bewegingsvrijheid en het confisqueren van Palestijnse grond voor gebruik door Joodse Israëliërs genoemd.
Zuid-Afrika
De ngo’s zijn niet de eersten die de beladen term „apartheid” in de mond nemen. Al in de jaren zestig werd – nota bene door een lid van het Zuid-Afrikaanse regime – de parallel getrokken met het Zuid-Afrikaanse systeem van ongelijke rechten en fysieke scheiding van zwarte en witte burgers. Onder pro-Palestijnse activisten won de term terrein met de komst van zichtbare elementen als controleposten en toegangsvergunningen in de jaren negentig – een gevolg van de Oslo-akkoorden en het gedeeltelijke Palestijnse zelfbestuur – en later de bouw van de afscheidingsmuur.
De Palestijnse Autoriteit verzocht het Internationaal Strafhof in 2018 „oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en de misdaad van apartheid” tegen het Palestijnse volk te onderzoeken. Toen premier Netanyahu vorig jaar aankondigde een deel van de Westelijke Jordaanoever te annexeren, waarschuwden actiegroepen en politici dat Israël daardoor een apartheidsstaat dreigde te worden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data66013473-9e286e.jpg)
B’Tselem gaat echter een stap verder. Israël ís al een apartheidsstaat, claimt de organisatie. In een uitgebreid rapport leggen de activisten uit waarom ze van mening zijn dat Israël binnen de grenzen van vóór 1967 en de bezette Palestijnse gebieden, vallen onder één en hetzelfde stelsel, namelijk „Joodse suprematie van de Jordaan tot de Middellandse Zee”.
Die stellingname valt bij velen verkeerd. „Antisemitische tactieken”, noemt jurist Eugene Kontorovich de beschuldigingen. „Ze beschuldigen Israël niet zomaar, ze beschuldigen Israël van een vreselijke misdaad”, zegt hij. „Ondanks massale en systematische onderdrukking van minderheden van China tot Sri Lanka tot Soedan, hebben die landen nooit het stempel ‘apartheid’ gekregen. Het is klassieke antisemitische retoriek: de Joden worden als enigen in de wereld beschuldigd.”
‘Foutieve claims’
Het Israëlische ministerie van Buitenlandse zaken schrijft in een verklaring dat het „de foutieve claims in het zogenaamde rapport [verwerpt] aangezien het niet is gebaseerd op de realiteit maar op een verstoorde ideologische visie. Israël is een sterke en bruisende democratie die volledige rechten geeft aan alle burgers, ongeacht religie, ras of gender. De Arabische burgers van Israël zijn vertegenwoordigd in alle takken van de regering.”
Zowel voor- als tegenstanders van de analogie benadrukken de verschillen met de Zuid-Afrikaanse apartheid. Kontorovich wijst erop dat de Palestijnse Autoriteit is erkend door de internationale gemeenschap, in tegenstelling tot het zelfbestuur van de zwarte ‘thuislanden’ destijds. Israël heeft ook geen Palestijnse burgers van Israël gedwongen naar de Westelijke Jordaanoever te verhuizen.
B’Tselem merkt op dat het onderscheid in Zuid-Afrika was op basis van huidskleur, in Israël op basis van nationaliteit en etniciteit. Om aan de juridische definitie van apartheid te voldoen, hoeft er echter geen vergelijkbare ideologie te heersen, schrijft advocaat Sfard. Volgens het Statuut van Rome, waarmee het Internationale Strafhof in Den Haag werd opgericht, is apartheid een misdaad tegen de menselijkheid. Het moet gaan om „inhumane daden gepleegd met het doel dominantie van één raciale groep personen over een andere te bewerkstelligen en te behouden en hen systematisch te onderdrukken”.
‘Systematische onderdrukking’
Volgens B’Tselem is in alle gebieden waar Israël de controle heeft, in meer of mindere mate sprake van systematische onderdrukking. Binnen Israël zou het gaan om zaken als discriminatie op de huizenmarkt, ongelijke immigratiewetten en het expliciet Joodse karakter van de staat volgens de in 2018 aangenomen Joodse-natiestaatwet. Onzin, zegt Kontorovich. „Die natiestaatwet is puur symbolisch. In Engeland moet de koningin ook van Anglicaanse huize zijn. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar het heeft niets met apartheid te maken.”
De opgeleefde apartheidscontroverse reflecteert het pessimisme over de tweestatenoplossing. Een voorwaarde om het Israëlische beleid als apartheid te zien, is dat het systeem een permanent karakter heeft. Veel linkse Israëliërs houden vol dat de staat Israël zelf democratisch is, en dat alleen in territorium buiten Israël, namelijk de bezette Palestijnse gebieden, tijdelijk een militair regime geldt. En bij een tijdelijke bezetting horen nu eenmaal regels die afwijken van de wetten in het land zelf. Critici als B’Tselem zeggen dat de tijdelijkheid van de bezetting een illusie is. Ze wijzen op het feit dat die al 53 jaar duurt, en op de door de Israëlische regering gestimuleerde kolonisering van stukken land en de intentieverklaringen over annexatie.
Veel Palestijnen beschouwen het allang als een feit dat er apartheid heerst, al schiet de analogie volgens sommigen tekort om hun situatie te beschrijven. De Israëlische overheid is in elk geval niet bereid tot debat hierover. Direct na het B’Tselem-rapport verbood minister van Onderwijs organisaties die Israël een ‘apartheidsstaat’ noemen nog langer op scholen te komen. Dat verbod overtrad BTselem meteen door toch voor leerlingen te spreken. De organisatie vecht het verbod ook juridisch aan.