Een natuurlijke opvolger voor Asscher is er (nog) niet

PvdA Ahmed Aboutaleb en Frans Timmermans hebben al bedankt: Khadija Arib en Lilianne Ploumen hebben de meeste kans om lijsttrekker van de PvdA te worden.

Al tijdens de Kerstdagen begon Lodewijk Asscher te denken aan terugtreden als lijsttrekker.
Al tijdens de Kerstdagen begon Lodewijk Asscher te denken aan terugtreden als lijsttrekker. Foto Bart Maat/ANP

Onder de kerstboom kreeg Lodewijk Asscher voor het eerst twijfels over zijn positie als partijleider. Woensdag, twee maanden voor de verkiezingen, trok hij de conclusie die volgens partijgenoten onvermijdelijk was geworden, maar toch nog als een verrassing kwam: hij trok zich terug als lijsttrekker voor de PvdA.

Die dag was uit een peiling gebleken dat een kwart van de kiezers wilde dat hij zou opstappen als lijsttrekker. En minstens zo pijnlijk: dat in aanloop naar het partijcongres een derde van de stemmers een motie van wantrouwen tegen hem had gesteund. Een ‘motie van steun’, ondertekend door tal van partijprominenten, had ‘slechts’ zestig procent van de stemmen gekregen. Wat een juichcongres had moeten worden, werd een uitdaging van zijn gezag als leider.

Premierskandidaat

Met zijn vertrek laat Asscher de PvdA in twijfel achter. Want: wie moet het nú overnemen? Vier jaar lang leidde hij de partij en vier jaar lang was de hoop dat onder zijn leiding de partij zou terugkeren aan de macht.

In Asscher zagen PvdA’ers een premierskandidaat: ervaren, ideologisch sterk, soeverein. De partij steeg de afgelopen jaren weer wat in de peilingen, hoewel het aantal gepeilde zetels zelden in de buurt kwam van de VVD van Mark Rutte. Met een herkenbaarder sociaal-democratisch profiel hoopte de partij dat Asscher toch een tegenkandidaat kon worden en de partij weer echt uit het slop kon krijgen. Hij schreef ideologische stukken, dacht veel na over hoe ‘bestaanszekerheid’ het belangrijkste thema van de partij moest worden. In de Tweede Kamer kreeg hij veel lof voor zijn soevereine debatstijl en positionering. Bijvoorbeeld door in de zomer te waarschuwen voor een tweede coronagolf, en te constateren dat het kabinet te weinig deed om die te voorkomen.

Door publiekelijk afstand te nemen van het kabinet-Rutte II hoopten de PvdA in het algemeen en Asscher in het bijzonder dit jaar met een schone lei de campagne in te gaan. Toch was er één probleem uit Rutte II dat het afgelopen jaar steeds dominanter werd, en waarover betrokkenen in de partijtop steeds bezorgder werden: de Toeslagenaffaire. Als minister van Sociale Zaken was Asscher verantwoordelijk geweest voor de bestrijding van fraude met toeslagen en uitkeringen. Het in december gepubliceerde rapport van een parlementaire onderzoekscommissie concludeerde dat Asscher één van de bewindspersonen was die de „intensivering van fraudebestrijding” had goedgekeurd. En toen hij kón ingrijpen, deed hij dat niet.

Die conclusie sloeg bij de partijtop hard in. Op 20 december, een paar dagen nadat het rapport was gepresenteerd en Asscher zich afzijdig had gehouden, besloot hij excuses aan te bieden voor de affaire. „De constateringen over mijn eigen rol hierin zijn pijnlijk en vervullen me met schaamte”, schreef de PvdA-leider op Facebook.

Lees ook: persoonlijke excuses van Asscher voor Toeslagenaffaire

Met die post trok Asscher het vuur naar zich toe, concluderen betrokkenen achteraf. Aan Asscher ging kleven dat vooral híj verantwoordelijk was geweest voor de fraudejacht op onschuldige ouders. In de partij ontstond steeds meer twijfel of hij dat beeld nog wel van zich af kon schudden. Toen woensdag bleek dat een aanzienlijk deel van zowel de partijleden als PvdA-stemmers van hem af wilde, trok hij een conclusie die steeds meer partijgenoten om hem heen als onvermijdelijk begonnen te zien.

Lees ook: moeten er in Den Haag koppen rollen na de Toeslagenaffaire?

Geen natuurlijke opvolger

Maar wie nu? Een natuurlijke opvolger voor Asscher is er niet. Er werd van uitgegaan dat hij op zijn minst de komende periode zou aanblijven en dat in de fractie op den duur een vanzelfsprekende opvolger zou opstaan: misschien één van de ervaren Kamerleden Lilianne Ploumen, Gijs van Dijk, Henk Nijboer of Attje Kuiken, of een nieuwkomer als Barbara Kathmann, nu nog wethouder in Rotterdam en nummer acht op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer.

De partijleiding kijkt daarom dezer dagen vooral naar PvdA’ers die enige bekendheid hebben, over landelijke politieke ervaring beschikken en het leiderschap daarom direct zouden kunnen overnemen. Twee mannen die vaak genoemd worden, zijn volgens bronnen in de partij niet beschikbaar. Zowel de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb als Eurocommissaris Frans Timmermans zou dat donderdagochtend aan het partijbestuur hebben laten weten.

Vooral de vrouwen aan de top van de voorlopige lijst zijn daarom kansrijk: nummer twee, Kamervoorzitter Khadija Arib en, nummer drie, Lilianne Ploumen. Zij werd donderdagochtend al aangewezen als interim-fractieleider. Een derde, externe kandidaat is niet volledig uitgesloten maar lijkt onwaarschijnlijk.

Met name Ploumen wordt binnen de partij een grote kans gegeven op het lijsttrekkerschap, hoewel betrokkenen benadrukken dat het geenszins een gelopen race is. Zij was eerder partijvoorzitter, is als minister en Kamerlid altijd loyaal geweest aan de partijleiding en zou al langer nagedacht hebben over een toekomstig leiderschap. Zo zei ze afgelopen najaar in de Volkskrant wel eens te grappen dat het na het kabinet-Asscher I tijd zou zijn voor het kabinet „Ploumen I”. Binnen de partij wordt bovendien gewaardeerd dat ze afgelopen jaren is aangebleven als Kamerlid, terwijl ex-bewindspersonen Jeroen Dijsselbloem en Sharon Dijksma uit de Kamer vertrokken. Tegelijkertijd is Arib óók populair in de partij. Donderdag wilde ze, na overleg met Ploumen, niets over een mogelijke kandidatuur zeggen: „Eerst even verwerken dat een hele fijne collega nu eigenlijk gedwongen is afgetreden.”

Lees ook: ‘Botheid zit niet in mij, maar ik kan vrij hard zijn’

De bal ligt de komende dagen bij de partijleiding en voorzitter Nelleke Vedelaar. Ook haar positie is onder druk komen te staan: critici vinden dat ze de afgelopen maanden onzichtbaar was en onvoldoende gedaan zou hebben om de twijfel in de partij over Asscher weg te nemen. De komende dagen moet ze een leider aanwijzen waar de partij wel achter gaat staan. In ieder geval tot de verkiezingen.