Dit boek gaat over de Leidse fijnschilder Gerrit Dou, de Russische keizerin Catharina de Grote en de Finse wrakkenjager Rauno Koivusaari, met bijrollen voor de Franse encyclopedist Denis Diderot, de Pruisische koning Frederik de Grote, de Nederlandse onderwateracheoloog Martijn Sanders – en Vladimir Poetin. Wie denkt dat uit zo’n dissonante lijst ingrediënten geen smakelijk gerecht kan worden gekookt, vergist zich. Want De verzonken kunstschatten van de ‘Vrouw Maria’ van Gerald Easter en Mara Vorhees is een boek om van te smullen.
Het echtpaar Easter (Oost-Europakenner en hoogleraar politicologie aan Boston College) en Vorhees (auteur van meer dan veertig reisboeken) vertelt het bijzondere verhaal van het meesterwerk De kraamkamer van Gerrit Dou (1613-1675). Dit drieluik gold toen hij het in 1671 voltooide als het hoogtepunt van zijn oeuvre, en misschien wel als het hoogtepunt van de Nederlandse schilderkunst in de Gouden Eeuw. De verzamelaar die het op de kop tikte, betaalde er 4.024 gulden voor. Het hing aan diens muur naast Het melkmeisje van Vemeer, dat ‘slechts’ 330 gulden had gekost.
Honderd jaar later wilde tsarina Catharina de Grote naam voor zichzelf maken als kunstverzamelaar. Ze liet haar diplomaten en penvrienden als Diderot overal in West-Europa uitkijken naar topstukken die op de markt kwamen. Op 31 juli 1771 sloegen haar agenten hun slag op een veiling in Amsterdam, waar de collectie van koopman Gerrit Braamcamp onder de hamer kwam. Het was de veiling van de eeuw, die uiteindelijk meer dan een half miljoen florijnen zou opbrengen. Na een hevige biedingsstrijd met de vertegenwoordigers van de koningen Frederik de Grote, Lodewijk XV van Frankrijk en Stanislaus August van Polen kocht vorst Golitsyn De kraamkamer, samen met nog enkele topstukken. Hij liet ze inpakken en verzond ze op de brik Vrouw Maria naar Sint-Petersburg.
Techmiljonair
Daar zouden de meesterwerken nooit aankomen, want op 3 oktober 1771 liep het schip in een hevige storm voor de Finse kust op de rotsen. Enkele dagen later zonk het, zonder dat de bemanning erin was geslaagd veel van de kostbare lading te redden. Catharina’s kunst ging met de Vrouw Maria ten onder.
In de eeuwen daarna bleef de herinnering aan de gezonken Nederlandse vrachtvaarder levend. Het duurde echter tot juni 1999 voordat de Finse wrakkenjager Rauno Koivusaari de Vrouw Maria wist te lokaliseren.
Hierna barstte een bijzonder onverkwikkelijke juridische strijd los over wat er met het wrak moest gebeuren. De slechteriken in het boek van Easter en Vorhees zijn de ambtenaren van het Finse Nationale Bestuurslichaam Antiquiteiten. Zij doen er werkelijk alles aan om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk met het wrak gebeurt. Het moet in situ onder water blijven en er wordt maar heel mondjesmaat archeologisch onderzoek naar gedaan.
Koivusaari vecht tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens om zijn recht als berger te verdedigen, maar trekt uiteindelijk om een juridisch detail aan het kortste eind.
Het is duidelijk dat de sympathie van de auteurs bij deze kleurrijke vrijbuiter ligt. Ze zijn echter wel een beetje té streng over de terughoudendheid van de Finse overheid en medewerkers van het Maritiem Museum in Helsinki die onderzoek doen naar de Vrouw Maria. Wetenschappelijke archeologie verbiedt nu eenmaal dat je een wrak – hup – openbreekt of naar het oppervlak haalt.
Maar de lezer blijft met hetzelfde gefrustreerde gevoel achter als Easter en Vorhees. Wat nou als de Finnen een miljoentje hadden geaccepteerd van een Zweedse techmiljonair of Russische oligarch die zijn naam aan de berging wilde verbinden? Hadden we dan na drie eeuwen eindelijk geweten wat het lot was van Gerrit Dou’s meesterwerk De kraamkamer?