‘Een geestesaristocraat, een geletterde met een welhaast religieus taalbesef en een woordenvariëteit als een bloementuin, waarmee ik mijn gedachten helder en adequaat en tevens elegant kan formuleren.” Acteur Gijs Scholten van Aschat kijkt op van zijn tekstboekje. „Nee, het is niet bepaald een kitchen sink-drama.”
Hij doelt op Jeroen Brouwers’ meest recente roman Cliënt E. Busken (2020): een briesende monologue intérieur van een bejaarde man in rustoord Madeleine, die doofstomheid fingeert en ondertussen in gedachten hevig tekeergaat tegen zijn omgeving. In barokke taal verafschuwt Busken het betuttelende personeel en zijn op aandacht beluste medebewoners, die categorisch weigeren in hem het veelzijdige genie te zien dat hij eigenlijk is.
Of althans, suggereert te zijn. Want ondanks alle literaire volzinnen en geestelijke eruditie, rijst gaandeweg de vraag wat er eigenlijk klopt van het leven en de reputatie waar het personage in gedachten op boogt.
Gijs Scholten van Aschat (1959) heeft de roman van de 80-jarige Jeroen Brouwers bewerkt tot een theatermonoloog die hij vanaf april zelf gaat spelen bij Internationaal Theater Amsterdam, in regie van Maria Kraakman, die hiermee debuteert als regisseur. In februari beginnen de repetities.
Hij is in zijn bewerking dichtbij het bronmateriaal van Brouwers gebleven. „Ik heb geen zin veranderd. Dat was vanaf het begin een belangrijk uitgangspunt. Ik heb er natuurlijk wel wat dingen uitgehaald, maar de taal is 100 procent Brouwers. Ik hou enorm van die gebeeldhouwde, niet-realistische zinnen. Het zijn een soort vuistslagen van taal die Brouwers uitdeelt. Tijdens het lezen moest ik het daarom af en toe ook echt even wegleggen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/02/data55143289-92fe79.jpg)
Daardoor wist hij meteen dat het een voorstelling moest worden waarin behalve veel taal, ook een grote rol voor muziek moest zitten. „Het publiek zal ook rustpunten nodig hebben tijdens de voorstelling, net als ik tijdens het lezen. Muziek kan daarbij helpen. Je moet binnen zo’n bombardement aan woorden af en toe even kunnen reflecteren.”
Het gevecht van een ouder wordende acteur met een heel moeilijke tekst gaan we in de voorstelling niet verhullen
Acteur en muzikant Jip van den Dool werd erbij gevraagd om de muziek te verzorgen. Hoe dat er tijdens de voorstelling concreet uit gaat zien is nog de vraag, dat gaan ze tijdens de repetities uitzoeken. Scholten van Aschat: „Het idee is dat we met de muziek als het ware het onderbewuste van het personage vertolken, dat wat hij niet in woorden kan uitdrukken. Ik heb bij Orkater veel voorstellingen gemaakt waarin muziek altijd heel belangrijk was. Dat mis ik wel bij ITA: dat muziek echt een rol binnen het stuk heeft, en niet alleen maar ter illustratie of voor de changementen.”
James Bond
Behalve door de bloemrijke taal, raakte Scholten van Aschat gefascineerd door de tegenstrijdigheden waaruit het personage bestaat. „Hij heeft allerlei herinneringen voor zichzelf gemaakt waar hij zich aan vastklampt, maar die contrair zijn met de werkelijkheid. Dat is het escapisme dat in ons allemaal zit. Iedereen droomt toch van een leven dat haaks staat op hoe de dingen eigenlijk zijn gegaan? Toen ik dertig was wilde ik James Bond spelen. Dat is er niet van gekomen en dat gaat ook niet meer gebeuren. Maar het is wel leuk om nog af en toe met die gedachte te spelen.
„Tegelijkertijd confronteert Brouwers ons ook met het feit dat mensen in dat soort instellingen soms worden weggezet als flink dement of in de war, terwijl ze misschien zeer intelligent zijn en een enorme gedachte- en gevoelswereld hebben. Maar ondertussen wordt iedereen daar aangesproken met: ‘Nou nou meneertje, dan kleden we ons nu eventjes uit.’”
Scholten van Aschat herkent veel van de omgeving waarin het personage zich bevindt. „Mijn vader had lichte dementie en zat ook in een verzorgingshuis. Toen ik daar rondliep, kwam ik voortdurend al die mensen tegen die Brouwers in zijn boek beschrijft.” Het was niet altijd makkelijk om zijn vader in zo’n verzorgingshuis te zien, vertelt hij. „Het kon op dat moment niet anders, maar het is wel eenzaam. Hij wilde weg daar, zoals iedereen die daar zit. Het is een plek waar uiteindelijk niemand echt wil zijn, en dat maakt het heel schrijnend.”
Zelf is hij steeds meer bezig met ouder worden. „Ik ben 61, mijn grootste carrière ligt achter me. Je hoopt natuurlijk op een waardige manier oud te kunnen worden en je vak te blijven uitoefenen, maar de voorbeelden waarbij dat niet lukt zijn legio. Ouderdom komt altijd eerder dan je denkt. Ik weet nog dat ik het met mijn vader had over zaken als euthanasie of over de aftakeling van het ouder worden. Dan hadden we daar grote gesprekken over, maar hij betrok het nooit op zichzelf. Dat is heel herkenbaar: je schuift ouderdom altijd voor je uit.”
Gendervraagstuk
Of hij zich ook voelt als iemand van 61? „Geen idee hoe dat voelt. Niet echt, denk ik. Al merk ik wel dat ik ouder word. Tekst leren gaat bijvoorbeeld lastiger dan 30 jaar geleden.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2019/10/data50227609-57d628.jpg)
Met dat gegeven willen ze in de voorstelling gaan spelen. „Zo’n monoloog vraagt om een enorme concentratieboog die je in je eentje moet bewerkstelligen, in dit geval met een zeer ingewikkelde tekst. Dat wordt heel spannend. En dat gevecht, júíst van een ouder wordende acteur met een heel moeilijke tekst, gaan we straks niet proberen te verhullen. Dus dat je niet alleen naar het personage Busken kijkt, maar ook naar Gijs die iets heel moeilijks probeert te doen, wat dan weer samenvalt met de figuur die hij speelt.”
Behalve op de universele tragiek van ouderdom en aftakeling, reflecteert het personage in Brouwers’ boek ook op actuele ontwikkelingen en trends, zoals hoe de huidige maatschappij omgaat met het gendervraagstuk. „Zijn verhouding met vrouwen is vrij traditioneel. Hij is gewoon een man uit de vorige eeuw, laten we daar geen doekjes om winden. Iemand van vóór de LHBTQI+-gemeenschap. En als je Brouwers leest heb je het gevoel dat hij zelf ook zo is.”
Iedereen droomt toch van een leven dat haaks staat op hoe de dingen eigenlijk zijn gegaan?
Tegelijkertijd kan er met de verwarring die bij ouderdom gepaard gaat, ook weer een vorm van gelatenheid ontstaan. „Wat zo leuk is in het boek, is dat Busken in zijn fantasie gaandeweg zelf de grenzen tussen genders overschrijdt, en zo eigenlijk ondanks zichzelf toch weer heel modern wordt. Ik vind het een mooi idee dat bij ouder worden dat soort grenzen en verzet uiteindelijk ook weer kunnen vervagen.”