De Nation dreef een wig tussen Malcolm X en Muhammad Ali

Achtergrond | One Night in Miami Tijdens het historische overwinningsfeestje van Muhammad Ali’s wereldkampioenschap in 1964 was de vriendschap tussen Ali en Malcolm X al gedoemd. Het zou niet meer goedkomen.

Foto's Patti Perret/Amazon Prime Video

De witte bazen van Muhammad Ali hadden elders in Miami Beach een overwinningsfeest voor hem georganiseerd, met sterren, groupies en drank. De jonge bokser was die avond in 25 februari 1964 wereldkampioen geworden, tegen alle verwachtingen in.

Maar Ali ging liever naar het Hampton House, een eenvoudig maar beroemd zwart motel waar zijn vriend Malcolm X logeerde, om de overwinning met wat vrienden te vieren. In de lunchsalon beneden aten ze sorbets en dronken ze melk. Waarom geen knalfeest? Ali was een spartaans levende jongen. Hij was moslim, net als de islamitische predikant Malcolm – die soberheid stond niet alleen in dienst van de bokssport, maar ook in dienst van Allah. En nu hij zo jong zijn levensdoel bereikt had – wereldkampioen worden – was hij in een bespiegelende bui.

Na het korte ijsco-feestje ging Ali (die toen nog Cassius Clay heette) met Malcolm naar diens kamer voor een ernstig gesprek. Footballspeler Jim Brown was ook aanwezig. Soulzanger Sam Cooke bleef vermoedelijk achter in de lunchruimte, maar het is leuker om te denken dat hij er ook bij was. Door de statuur van de aanwezige helden – stuk voor stuk konden ze zich met recht ‘de grootste’ noemen – werd het een historisch samenzijn, nu vastgelegd in de film One Night in Miami.

Zanger Sam Cooke en footballspeler Jim Brown zijn twee boeiende Afro-Amerikaanse figuren, maar de ontmoeting op de motelkamer ontleent zijn tragiek vooral aan de relatie van de andere twee. Kort na die nacht zou Muhammad Ali zijn vriend Malcolm X verraden.

Als wereldkampioen was Ali toegetreden tot het selecte groepje beroemde Afro-Amerikanen. Wat de vier gemeen hadden, was dat ze zichzelf op waarde schatten en zich niet in een hoek lieten drukken. Die zelfbewuste houding bracht hen in botsing met wit Amerika. Zij mochten de witte man vermaken met sport en spel, maar verder moesten ze hun mond houden. De sterrenstatus van de vier botste alleen al met het feit dat ze wegens hun huidskleur in vele restaurants en hotels niet welkom waren.

„Okee, Brown”, zei Malcolm X tegen de footballspeler, terwijl hij naar Muhammad Ali wees, „denk je niet dat het tijd wordt dat deze jongeman stopt met brallen en eens serieus wordt?” Tot dan toe had Ali vooral veel clowneske stampij gemaakt in de pers om zijn bokswedstrijden te promoten. Malcolm X vond dat Ali uit de kast moest komen, als moslim en als strijder voor de zwarte zaak. Alle vier stonden ze voor het dilemma hoe ze konden bijdragen aan de burgerrechtenbeweging die dominee Martin Luther King in gang had gezet. Geweld of geen geweld? Integratie of segregatie? Malcolm had zich hierin al tegenover King geplaatst – christen zijn en je geweldloos verzetten noemde hij slaafs Uncle Tom-gedrag. Voor de andere drie kon het opkomen voor zwarte rechten hun carrières kosten.

Malcolm zag in Ali een onbesuisde jongere broer, die veel met hem gemeen had. Beiden hadden zich omhoog gevochten uit een moeilijke jeugd – Ali’s vader dronk en sloeg, Malcolms vader werd vermoedelijk vermoord door witte racisten, zijn moeder werd opgesloten in een gekkenhuis. Beiden hadden de gave van het woord. Ali’s tong was net zo rap als zijn voeten en vuisten. De intelligente Malcolm had ook ooit bokser willen worden, maar na zijn eerste knock-out bedacht hij dat hij beter zijn geest en tong kon scherpen. Beiden hadden besloten zich niet te laten ringeloren door de witte onderdrukker, en beiden hadden er aardigheid in om de boel een beetje op te juinen.

Lees hier de recensie van ‘One Night in Miami’

Ali en Malcolm kenden elkaar van de kerk, de Nation of Islam. Deze predikte zwart nationalisme en segregatie. Om zich te ontworstelen aan de ‘duivel met de blauwe ogen’ moesten Afro-Amerikanen zich afscheiden van Euro-Amerikanen. Tot die tijd hadden zij het recht zich bewapend te verdedigen tegen wit geweld, „by any means necessary”. Dat was een radicale boodschap, daarom had Muhammad Ali tot nu toe zijn mond gehouden.

Terwijl Ali op het punt stond om de Nation of Islam openlijk te omarmen, was Malcolm juist op weg naar buiten. Hij was het boegbeeld van de beweging, maar niet de leider. Dat zorgde voor wrijving met de eigenlijke leider, Elijah Muhammad. Deze zelfbenoemde profeet zag zijn sektarische beweging als een familiebedrijf waar hij met zijn zoons goed aan verdiende. Malcolm beschouwde hij steeds meer als een bedreiging, die de nering verstoorde met zijn politiek brisante uitspraken. Dat de onkreukbare Malcolm hem aansprak op het herhaaldelijk bezwangeren en dumpen van secretaresses, viel ook niet goed bij de profeet.

Nieuwe beweging

Ten tijde van de nacht in Miami was Malcolm al geschorst. Hij probeerde Muhammad Ali te gebruiken als wisselgeld. Als hij de bokser zou overhalen om openlijk reclame te gaan maken voor de Nation, zo was zijn voorstel, zou hij dan weer terug mogen op de kansel? Toen Elijah Muhammad hier niet op inging, wilde Malcolm zijn vriendschap met Muhammad Ali gebruiken voor een doorstart. Samen zouden ze een nieuwe zwarte beweging oprichten.

Maar Ali hield zich op de vlakte. Hij was gek op zijn geleerde vriend en hij liet zich graag met hem zien. Maar hij had van Elijah Muhammad opdracht gekregen om niet meer met hem om te gaan. Dus hoe hartelijk hun vriendschap er ook uitzag, ze was al gedoemd. Ali had eigenlijk al besloten om te breken met Malcolm, zo vertrouwde hij Jim Brown toe, die nacht in Miami. De volgende ochtend kwam Ali voor het eerst openlijk uit voor zijn toetreding tot de Nation of Islam. In plaats van Malcolm werd hij het nieuwe boegbeeld. Als zijn vriend hem belde, nam Ali niet meer op.

Muhammad Ali en Malcolm X nadat Ali – nog als Cassius Clay – wereldkampioen boksen in het zwaargewicht was geworden in 1964.

Foto Bob Gomel/Getty Images

In de maanden na Miami kwam Malcolm in een achtbaan terecht. Hij werd uit de Nation gegooid, hij ging op pelgrimstocht naar Mekka, en kwam terug als vredelievende, soennitische moslim. Bij zijn terugkeer kreeg hij de volle haatcampagne van de Nation over zich heen. Ze bedreigden hem doorlopend, gooiden brandbommen in zijn huis, waardoor hij met vrouw en vier kinderen ternauwernood aan de dood ontsnapte. En een jaar na Miami, op 21 februari 1965, werd hij voor de ogen van zijn gezin doodgeschoten. Muhammad Ali deed vrolijk mee aan het haatzaaien. „Hij verdient het om te sterven”, zei hij over zijn vriend.

Tussen het wereldkampioenschap en de moord kwamen Malcolm en Ali elkaar voor het laatst tegen op een parkeerplaats van een hotel in Accra, Ghana. Het was een zondag in mei. „Broeder Muhammad! Broeder Muhammad!”, riep Malcolm blij. Ali keek eerst verbaasd op. Hij herkende Malcolm niet direct. Deze had een rode baard laten staan en hij was gekleed in een ihraam, twee witte lappen – de dracht van een hadji, een pelgrim uit Mekka. Ali was niet bijster goed ingevoerd in de islam, dus hij meende dat Malcolm aan lager wal was geraakt. Hij draaide zich om en liep door. Malcolm haalde hem in en zei: „Broeder, ik hou nog steeds van je. Jij blijft voor mij de grootste.” Ali keek hem koud aan en zei: „Je hebt de eerwaarde Elijah Muhammad verlaten. Dat was fout, broeder Malcolm.” Daarna liet hij zijn vriend verbijsterd achter.