Grote steden wachten nog altijd op woonbeleid

Woondeals Minister Kajsa Ollongren maakte in 2019 met zes stedelijke regio’s afspraken over de huizenmarkt. Maar de excessen zijn niet weg.

De woontoren B'mine achter de A'DAM toren op de noordelijke IJoever in Amsterdam.
De woontoren B'mine achter de A'DAM toren op de noordelijke IJoever in Amsterdam. Foto Remko de Waal / ANP

Grote steden wachten nog altijd op landelijke wet- en regelgeving om excessen op de woningmarkt aan te pakken. Dat blijkt uit een rondgang van NRC langs de wethouders van zeven steden die de afgelopen twee jaar een woondeal met minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken, D66) hebben gesloten.

De woondeals, waarvan in januari 2019 de eerste van zes werd getekend, zijn een van de belangrijkste initiatieven van Ollongren om de woningnood in Nederland – er is een tekort van meer dan 330.000 woningen – aan te pakken. In de deals werden onder meer afspraken over het aantal te bouwen woningen en leefbaarheid in kwetsbare wijken vastgelegd, maar ook over het invoeren van juridische instrumenten waarmee gemeenten kunnen ingrijpen bij misstanden op de lokale woningmarkt.

Lees ook: Wat heeft het woningbouwbeleid van Ollongren opgeleverd?

Dat gaat bijvoorbeeld om de noodknop, een maatregel die excessieve huurstijgingen in de vrije huursector moet beteugelen en zo meer middenhuurwoningen (720-1.100 euro) te behouden, en een zelfbewoningsplicht voor bestaande woningen, die particuliere beleggers moet afschrikken. Na twee jaar is daar nog weinig van terechtgekomen. „Ik zit eigenlijk al anderhalf jaar te wachten, hartstikke zonde”, zegt de Amsterdamse woonwethouder Laurens Ivens. „Intussen is de Amsterdamse woningmarkt verder uit de pas gaan lopen.”

De wethouders proberen zelf excessen aan te pakken door verkamering te verbieden en een zelfbewoningsplicht en antispeculatiebeding voor nieuwbouwwoningen in te voeren. Maar ze zeggen door het gebrek aan beleid weinig te kunnen doen aan excessen bij bestaande woningen.

Dat er geen noodknop is gekomen hebben de steden deels aan zichzelf te danken. In juli 2019 schreef de minister in een brief aan de Tweede Kamer dat een uitgewerkte variant daarvan door zowel gemeenten als marktpartijen was afgewezen. De gemeenten stelden dat het niet ver genoeg ging. Daarna verdween de noodknop uit zicht. „We proberen het nu op te lossen met lokale afspraken, maar ik reguleer de middenhuur liever met wettelijke rugdekking”, zegt wethouder Kees Diepeveen (GroenLinks) van Utrecht.

Eén procent plus inflatie

In plaats daarvan ligt er nu een plan de huurprijzen in de vrije huursector tijdelijk maximaal met 1 procent plus inflatie te laten stijgen. Daarover bereikte het kabinet met PvdA en GroenLinks in november een akkoord. Diepeveen: „Dat gaat de goede kant op, maar de hoogste huurverhogingen vinden plaats als nieuwe huurders een woning betrekken.”

Ook voor de verplichting zelf te gaan wonen in een gekocht huis ligt een alternatief: een wetsvoorstel voor opkoopbescherming, waarmee gemeenten wijken kunnen aanwijzen waar het kopen van een woning voor verhuur niet is toegestaan. De wethouders noemen dat een goede stap, maar het voldoet volgens hen nog niet. „Dat lost de problemen die ik heb met zittende verhuurders niet op”, zegt de Rotterdamse wethouder Bas Kurvers.