Opinie

Trumpisten bestormden niet alleen het Capitool, maar ook ons Amerikabeeld

Hoe verbijsterd kon je, na vier jaar in de Trump-achtbaan, eigenlijk nog zijn door de schrikbarende taferelen van het oproer in Washington, waar een vlaggen zwaaiende, door hun held opgelierde meute het Capitool bestormde? Ook deze krant deed de afgelopen weken uitgebreid en degelijk verslag van de gekte en opgebouwde spanning rond en na de verkiezingen, met reportages en analyse. Zoals nu reconstructies volgen. Voor de veenbrand van de QAnon-extremisten was eveneens veel aandacht.

We konden het dus op zijn minst vrezen. Ook al omdat een mini-Trumpisme ook hier leeft, van bewonderaars in de politiek tot pannenrammelaars aan het Binnenhof en het contraire ponteneur van alwetende complotdenkers. Waarom was deze binnenlandse aanval op de democratie van gehoornde QAnon-sjamanen, bebaarde Confederatisten en neonazi’s dan toch zo’n schok? Het zal te maken hebben met het optimistische Amerika-beeld van Nederlanders; daarin is Trump een onbegrijpelijke aberratie.

Maar is hij niet veel Amerikaanser dan we willen weten? In American Pastoral (1997) ijkte schrijver Philip Roth de term „the great American Berserk”, de grote Amerikaanse gekte, voor de nationale neiging om op gezette tijden volkomen door het lint te gaan. Dat is ook een ingrediënt van wat Richard Hofstadter in 1964 „de paranoïde stijl” in Amerikaanse politiek doopte: een hang naar populisme, complotdenken en diep wantrouwen jegens de staat.

Sinds de jaren zestig is die donkere keerzijde van ‘de Amerikaanse Droom’ hier uit zicht geraakt door de welvaart, het yes we can-optimisme en de popcultuur uit het land van de bevrijders. Eindelijk konden we De Avonden dichtslaan en naar het land van de onmetelijke horizon. Ook de Vietnam-generatie werd evengoed geïnspireerd door Dylan als door Marx. Zo raakte Nederland bevolkt door Amerika-kenners, die te vaak de comfortabele, ‘weldenkende’ Oost- en Westkust aanzagen voor het hele land.

Uiteraard hadden de kenners onder de Amerika-kenners daar geen last van, die zagen het wel. Herlees eens de opiniestukken van Frans Verhagen: in 2016 voorspelde hij akelig nauwkeurig de komende chaos. Of de recensies van Menno de Galan, die zich verwonderde over de naïviteit van Nederlanders die zich afvroegen wat er toch opeens met ‘hun geliefde Amerika’ was gebeurd, dat fijne land van New York en zonovergoten campervakanties.

Of neem die andere Menno, Ter Braak. In ‘Waarom ik ‘Amerika’ afwijs’ (1931) hekelde de Forum-man „de tendentie tot wanorde en oppervlakkigheid, tot sentimentaliteit en journalistiek (sic)”. Net als de rest van Europa kende Nederland een traditie van anti-amerikanisme. Daarin lonkte de natie nog niet als het land van Kennedy, maar stond het in de kwade reuk van genocide, racisme, imperialisme en snoeihard kapitalisme. De meest fatsoenlijke mensen in Kuifje in Amerika (1947) zijn de indianen.

Natuurlijk is ook dat sinistere Amerikabeeld te eendimensionaal – het land zelf gelooft in elk geval nog met heilig vuur in zijn eigen uitzonderlijkheid en fundamentele goedheid. Maar de realiteit achter de Droom wordt ook daar nu onderzocht, onder Trumps mokerslagen.

Een voorbeeld is het geruchtmakende ‘1619’-project van The New York Times, dat onlangs in NRC een vervolg kreeg. Onder de titel ‘1619’ – het jaar dat de eerste Afrikaanse slaven in Virginia werden aangevoerd door een schip onder Nederlandse vlag – presenteerde de Times in 2019 een reeks essays over het endemische racisme in de VS en het aandeel van zwarte Amerikanen in het opbouwen van de natie. Het sloeg in als een bom: lezers stonden in de rij voor de papieren editie.

Afgelopen zaterdag draaide Leendert van der Valk voor NRC een vaderlands puntje aan dat project. Hij speurde de Nederlandse kaperbrieven op die een rol speelden in die eerste leverantie van slaven; een gaaf voorbeeld van narratieve historische journalistiek – waar best nog meer mee te doen was geweest. In het stuk werd kort verwezen naar de polemieken over het Amerikaanse project, waar NRC destijds niet over schreef. Jammer, want het is een leerzaam verhaal over de worsteling met een nationaal zelfbeeld én over een krant die een Historikerstreit ontketent. Een kleine aanvulling dus (raadpleeg vooral ook zelf de bronnen).

Behalve reflexmatige haat van rechtse media kwam er ook kritiek van historici op de radicaalste beweringen in de essays (onder meer dat de Amerikaanse Revolutie werd ingegeven door de wens slavernij te behouden). Maar het meeste vuur trok de stelling dat 1619, het begin van de slavernij, relevanter zou zijn voor het Amerikaanse verleden én heden dan de vrome woorden in de Onafhankelijkheidsverklaring (1776) dat „alle mensen gelijk zijn geschapen” – woorden die toen domweg „onwaar” waren.

Dat revisionisme miskende volgens critici de status van die fameuze woorden – geen feitelijke beschrijving maar een beginsel – en hun emancipatoire kracht. Kennelijk voelde de krant zich er ook niet echt prettig bij, want online werd de tekst stilletjes aangepast – wat weer tot ophef leidde. Intussen houden pleitbezorgers vol dat de winst van het project – nieuwe aandacht voor de historie van zwarte Amerikanen – veel belangrijker is dan die retorische overdrijvingen. Hoe dan ook, de productie won een Pulitzer prijs en is bewerkt tot lesmateriaal.

Zo kan een nationaal zelfbeeld worden geamendeerd: in een proces van debat én kritiek. Tenzij je meteen radicaal in een andere wereld wilt belanden of al denkt te leven. Zoals de bestormers van het Capitool, of de pannenrammelaars bij het Binnenhof.

Reacties: ombudsman@nrc.nl

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.