Een van de jongste parken van ons land vindt opvallend genoeg zijn oorsprong in de Gouden Eeuw. Maar liefst zes kilometer lang is het, het ligt rond de historische binnenstad van Leiden. Daar zijn sinds kort de voormalige vestingwallen en bolwerken, de molens, een getransformeerd fabrieksterrein en twee begraafplaatsen aan elkaar geregen tot een aaneengesloten, groen geheel. Nergens in Nederland is een singelstructuur van deze omvang te vinden die, hoewel de oude stadsmuren zijn afgebroken, nog zo intact is.
Bijzonder bovendien is dat het initiatief voortkwam uit een idee van een aantal inwoners van de stad. En de gemeente hoorde het nu eens niet alleen aan, maar sloeg de handen ineen – samen met talloze particulieren en uiteenlopende instanties als de universiteit, het Museum voor Volkenkunde, de Hortus, besturen en projectontwikkelaars. In 2014 werd een convenant opgesteld waarin „partijen in dit project nieuwe verbindingen proberen te leggen tussen de representatieve democratie en de participatieve democratie”, zoals het daarin heette.
Een zes kilometer lange, publieke ruimte ontwikkelen langs en op verschillende terreinen, nota bene binnen een druk bebouwde stad: het leek een hopeloze onderneming. Maar Leiden is het dus gelukt. Nieuwe voetgangersbruggen voltooiden als ontbrekende schakels de wandeling en nu is, op een enkele kleine omlooproute na, de cirkel gesloten.
Dit Singelpark biedt 360 graden groen – en laat je opnieuw de stad ontdekken. Tijdens mijn wandeling vond ik dat misschien nog wel het meest opzienbarend. Juist door om de hele stad heen te lopen, en na een uur of wat terug te keren op het vertrekpunt, kreeg ik een gevoel van voltooiing en daarmee voldoening.
Nu is de laatste tijd al veel geschreven over de verdiensten van het wandelen, de gedachten die gaan stromen zodra je voeten zich in beweging zetten, het geheimzinnig verbond tussen het brein en de benen, of het solvitur ambulando: problemen oplossen tijdens de wandeling – en meer van dat soort zaken. Ik moest al wandelend vooral denken aan de ommuurde stad als besloten biotoop, als een sociaal-culturele eenheid. In het Singelpark passeerde ik twee stadspoorten: restanten van de oude ommuring en eeuwenlang de enige toegang tot de buitenwereld. In de stad was het veilig, ’s avonds ging de poort op slot. De stadsmuur vormde een harde scheidslijn tussen binnen en buiten. Mijn wandeling langs deze voormalige buitenschil gaf mij het gevoel hoe het ooit geweest moet zijn: deel uitmaken van een groter geheel, een stedelijke samenleving, met zijn gilden en genootschappen, zijn kerken en verenigingen. De civitas waar ondanks alle persoonlijke tegenstellingen eenheid van plaats en tijd gold en voor iedereen binnen de stadsmuur eenzelfde lotsverbondenheid.
De sfeer van toen
Mijn wandeling voerde verder langs het fraai negentiende-eeuws Plantsoen. De oorspronkelijke ontwerpen voor dit plantsoen, van vader en zoon Zocher, zijn nooit uitgevoerd. De Leidse stadsbouwmeester Salomon van der Paauw tekende voor de inrichting, maar die doet overigens erg Zocheriaans aan. Met zijn statige bomen, waaronder de in 1898 geplante imposante Wilhelminalinde, en een volière, ademt dit plantsoen de sfeer van toen. Generaties Leidse burgers hebben hier met hun kinderen de zwanen gevoerd.
Even verderop komen we Salomon van der Paauw opnieuw tegen, als architect van de sfeervolle begraafplaats Groenesteeg. Hij ligt er zelf ook, te midden van Leidse notabelen, professoren en de moeder van Vincent van Gogh. De grafzerken laten zich lezen als een ‘wie is wie’ van het Leiden van weleer. Dit rijksmonument geldt als een van de mooiste begraafplaatsen van ons land. Begraven wordt er al lang niet meer, maar de tijdloze stemming die Groenesteeg kenmerkt, maakt de begraafplaats tot een sfeervolle stille halteplaats in het Singelpark. Typische begraafplaatsbomen als de treurwilg, de treurbeuk en de treures vervullen hier een hoofdrol. De tweehonderd jaar oude beuk, vermoedelijk al geplant bij de aanleg van de begraafplaats, is de grootste die ik ooit zag en stemt nederig.
Goed hout groeit langzaam, zegt het spreekwoord, en dat geldt misschien ook wel voor het Singelpark, waar tussen idee en realisatie tien jaar zaten. De laatste ontbrekende stukken worden nu afgemaakt. Als de Meelfabriek door de Zwitserse architect Peter Zumthor is getransformeerd tot een complex voor wonen, werken en recreëren, beschikt Leiden over een park van allure, waarin cultuur en natuur samenkomen.