Opinie

Stuur de marktwerking naar huis, niet het kabinet

Toeslagenaffaire Hoofdschuldige van de Toeslagenaffaire is de marktwerking in de kinderopvang, die malafide marktpartijen ruim baan gaf. Daaraan dient snel een eind te komen, meent
Minister Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) wordt gehoord door de parlementaire enquetecommissie Kinderopvangtoeslag
Minister Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) wordt gehoord door de parlementaire enquetecommissie Kinderopvangtoeslag Foto BART MAAT / ANP

Er trekt een golf van verontwaardiging door ons land naar aanleiding van het rapport van de commissie-Van Dam, Ongekend onrecht, over de Toeslagenaffaire. De verontwaardiging betreft een botte en vernederende Belastingdienst, wegkijkende bewindslieden en rechters. Een kabinetscrisis hangt in de lucht. Kabinetten zijn om minder gevallen.

Aftreden van het kabinet zal echter de reeds dominante diagnose van de Toeslagenaffaire bevestigen, namelijk dat de overheid de hoofdschuldige is.

De hoofdschuldige is echter de marktwerking die malafide marktpartijen ruim baan gaf. Over de rol van marktwerking gaat het debat nog nauwelijks. Terwijl de Toeslagenaffaire nooit had kunnen plaatsvinden zonder de introductie van marktwerking in de kinderopvang (en de zorg).

Ouderbijdrage

Vóór 2004 werd de kinderopvang gefinancierd door overheidssubsidies en werkgeversbijdragen. Ouders betaalden een inkomensafhankelijke ouderbijdrage aan de instelling. Het (voort)bestaan van kinderopvang was een zaak van kinderopvangorganisaties enerzijds, en overheid en/of werkgevers anderzijds. Ouders hadden daar weinig mee te maken.

Dat veranderde drastisch met de invoering van de Wet op de Kinderopvang in 2004. Net als in de zorg sinds 2007 (en de inburgering sinds 2013) werd marktwerking het leidende principe in de kinderopvang. ‘Consumenten’, in dit geval ouders, moesten de markt sturen door een aanbieder te kiezen en deze zelf voor afgenomen diensten te betalen. Deze sturende consument zou een zuiverende werking op de markt voor kinderopvang hebben.

Ouders zouden kiezen voor kwalitatief goede opvang tegen de meest gunstige prijs, en instellingen die te duur of kwalitatief onder de maat waren, zouden vanzelf weggeconcurreerd worden.

Een simpel en doeltreffend systeem voor de beste prijs-kwaliteitverhouding, met maximale macht en zeggenschap voor ouders. Dat was althans de gedachte.

Lees ook de column van Marike Stellinga: Toeslagenaffaire hoe beschamend

Wat nog wel even geregeld moest worden, was de bijdrage van overheid en werkgevers. Deze konden niet meer naar de instellingen zelf, en moesten dus naar de ouders. Dat creëerde twee enorme opgaven. Ten eerste te controleren of ouders het geld aan solide instellingen overmaakten. Dat was niet eenvoudig want de overheid had zichzelf teruggetrokken en had dus weinig zicht meer op het aanbod.

Groot en onoverzichtelijk

Het aanbod werd groot en onoverzichtelijk, want naast reguliere kinderopvanginstellingen moesten ook gastouders toegang tot de markt krijgen. Met name zicht op de gastouderbranche was voor de overheid bijkans ondoenlijk.

De tweede majeure opgave was om ouders financieel te compenseren. Die compensatie betrof bijna alle ouders, ook degenen die redelijk vermogend waren maar meerdere kinderen op de opvang hadden.

Men had zich af moeten vragen: wat is dit voor een nepmarkt?

De Belastingdienst kreeg de taak om deze opgaven tot een goed einde te brengen. Daar liggen de wortels van de Toeslagenaffaire. De uitdaging werd nog groter toen in 2007 de marktwerking in de gezondheidszorg dezelfde opgaven bij de Belastingdienst neerlegde met betrekking tot de zorgtoeslag.

Deze markt bleek gevoelig voor fraude. Eerst al de zogenaamde ‘Bulgarenfraude’, waar een criminele bende ten onrechte zorg- en huurtoeslag claimde en kreeg. Vervolgens bleken er malafide gastouderbemiddelingsbureaus en opvanginstellingen te ontstaan zoals De Appelbloesem en De Parel, die ouders verkeerd informeerden, en zelf ten onrechte toeslagen inden die de ouders vervolgens als ‘fraudeur’ terug moesten betalen. Door deze malafide marktpartijen werd fraudebestrijding bij de Belastingdienst topprioriteit.

Signalen op rood

Hier hadden alle signalen op rood moeten springen. Men had zich af moeten vragen: wat is dit voor een nepmarkt, waar bemiddelaars en aanbieders buiten het zicht van de overheid een frauduleus bestaan kunnen leiden waar onschuldige ouders de dupe van zijn? Een nepmarkt bovendien die de overheid een gigantische administratieve taak erbij geeft om talloze ouders – met wisselende arbeidscontracten en daarmee ook wisselende behoefte aan kinderopvang – te controleren en financieel te compenseren? Welke overheid kan zo’n administratieve monstertaak tot een goed einde brengen? Onze overheid niet, dat werd gaandeweg duidelijk.

Intussen bleven ouders als vermeend frauderende consumenten wel persoonlijk verantwoordelijk, kregen enorme boetes en stopzetting van toeslagen met persoonlijke drama’s als huisuitzettingen en scheidingen tot gevolg.

De belangrijkste schuldige in de Toeslagenaffaire is dus de marktwerking en de daarin opererende malafide marktpartijen. Als het kabinet aftreedt, bevestigt dit slechts de overtuiging dat de overheid de hoofdschuldige is.

Dat versterkt een al langer bestaand mechanisme dat zich ook bij de bankencrisis van 2008 voordeed: daar waar de markt faalt, krijgt de overheid de schuld. Bij elk falen van marktwerking krijgen burgers een grotere hekel aan de overheid, daalt het vertrouwen en verzwakken de mogelijkheden voor de overheid om problemen te voorkomen.

Als we in de toekomst herhaling van de problemen die de Toeslagenaffaire veroorzaakte willen voorkomen, moeten we niet het kabinet maar de marktwerking naar huis sturen. Als het kabinet dat terstond doet, kan het aanblijven.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.