Waar moet dat heen, vatte de chef Opinie het thema van deze speciale Nieuwjaarsbijlage handzaam samen, toen hij mij een bijdrage vroeg. Goeie vraag. Hoe ging dat gelijknamige liedje van Wim T. Schippers ook alweer, gezongen door IJf Blokker (Barend Servet)? O ja: waar moet dat heen / hoe zal dat gaan / waar komt die rotzooi toch vandaan?
Een fraai staaltje Hollands absurdisme van Schippers.
Maar dat liedje is ook opeens weer merkwaardig eigentijds. Het jaar dat het uitkwam, 1973, stond in het teken van onzekerheid en crisis. Het was het jaar van de oliecrisis en de autoloze zondag, maar ook het jaar dat het zendschip Radio Veronica in een woeste storm op het strand werd geslagen, het nationale idool Johan Cruijff naar Barcelona uitweek én – troostrijk lichtpuntje – Wim Kan zijn eerste Oudejaarsconference op televisie gaf.
Geen ‘ongekend’ onrecht of leed, maar toch ook een hoop ellende. Toch liepen destijds, althans in mijn herinnering, collectief en individueel welbevinden nog niet zover uit elkaar als het Sociaal en Cultureel Planbureau dat nu al jaren over Nederland constateert: het gevoel dat het „met mij goed gaat, maar met de samenleving helemaal niet”.
In coronajaar 2020 ging voor de meeste Nederlanders, jong en oud, waarschijnlijk ook het eerste niet meer op: het gaat niet goed met de samenleving, maar inmiddels met mij ook niet meer. Wie de jaaroverzichten doorneemt, spatten de onzekerheid en soms vertwijfeling tegemoet – en niet alleen bij Famke Louise. Die worden nog aangejaagd door eenvoorhoede van conspiratieve opiniemakers op online platforms die een naar finaal inzicht hongerend publiek bezweren dat Covid-19 wordt gebruikt om ons tot slaaf te maken in een controle- en disciplineringsmaatschappij.
Waar moet het dan heen met de journalistiek?
Om het oude jaar uit te zwaaien, belichtte ik in mijn rubriek vorige week twee journalistieke waarden die in artikelen over corona kunnen botsen maar elkaar ook kunnen aanvullen: empathie en distantie. Als nieuwjaarswens zou ik twee verwante ambachtelijke waarden willen noemen die lezers en de journalistiek ook in 2021 richting kunnen wijzen: objectiviteit en engagement. Oftewel, mijn wens is een journalistiek die onbevooroordeeld op onderzoek uitgaat, feiten blootlegt zonder fear or favor of angst om uit de pas te lopen; alleen niet uit een kleurloos soort ‘nieuwsgierigheid’, maar vanuit actieve betrokkenheid bij een pluriforme, democratische politiek en samenleving. Beetje lux et libertas, ja.
Objectiviteit en betrokkenheid, die twee lijken te wringen maar gaan juist samen, altijd al. Journalistiek speelt zich niet af in een vacuüm en is al helemaal geen onthechte blik op de werkelijkheid, een soort God’s eye view van bovenaf. Ook journalisten en media spreken vanuit een – als het goed is welbewuste – maatschappelijke positie. In de verzuilde media van het verleden, tot in de jaren tachtig, was dat verschil in maatschappelijke positie expliciet, nu is het eerder impliciet – en ja, vaak ook te impliciet – maar het is er nog wel.
Misschien wordt het ook wel weer explicieter. Want over het journalistieke huwelijk van zakelijkheid en betrokkenheid, waarin elke dag wel iets te bekvechten valt, was het afgelopen jaar veel te doen, onder journalisten en daarbuiten. Vooral in Amerika waar de publieke ruimte onverzoenlijk gespleten lijkt in rivaliserende kampen die er niet alleen eigen wereldbeelden op nahouden, maar ook elkaars feiten bestrijden – de permanent twitterende bewoner van het Witte Huis voorop. Of het nu gaat om institutioneel racisme of zijn ‘gestolen’ verkiezingen. Amerikaanse media braken zich het hoofd over de vraag wanneer ze evidente onwaarheden van hun egomane president eindelijk leugens mochten gaan noemen.
Slecht begrepen objectiviteit kan dan afglijden naar een valse balans, de krampachtige reflex om ‘beide kanten’ van een zaak te laten zien, ook al is de ene bewezen onwaar of misleidend. Of in een quasi-afstandelijke neiging om extremistische of anti-rechtsstatelijke geluiden onkritisch ‘serieus’ te nemen, omdat ze ‘ook een mening’ zijn; een neutralisme dat in het voordeel werkt van extremisten. Radicaal engagement daarentegen kan uitlopen in campagnejournalistiek waarin onwelgevallige feiten worden genegeerd of op maat worden gesneden van een ideologisch activisme, of dat nu links is of rechts.
Lastig navigeren dus, tussen die twee klippen? Van de weeromstuit wordt soms de lof gezongen van een meer service-gerichte journalistiek die afrekent met elke paternalistische pretentie: we gaan niet langer uit de hoogte vertellen wat mensen moeten vinden, maar gelijkvloers vragen wat ze willen weten. Het verschil werd me op een studiedag eens helder uitgelegd met twee plaatjes: de ‘traditionele’ journalist (met een megafoon op een heuvel die de rest onderaan vertelt: „Dit is wat u moet weten”). versus de gewenste situatie (figuurtjes samen op een heuvel, met eentje die nederig vraagt: „Wat kunnen we voor u uitzoeken?”). Zelfs ik, traditionalist, kon het begrijpen.
Ja, dat kan heel nuttig zijn – zeker voor lokale journalistiek, die mikt op een concrete geografische gemeenschap. Journalistiek dient per slot van rekening een publiek doel: burgers informeren én betrekken bij wat er in hun omgeving, in de samenleving en in de wijde wereld gebeurt. Zodat ze beredeneerde keuzes kunnen maken in de supermarkt, in het schoolbestuur, op vakantie (ooit weer), in het stemhokje of desnoods op een, liefst figuurlijke, barricade.
Maar alleen ‘service’ willen bieden, zonder eigen journalistieke agenda, kan ook neerkomen op politiek-maatschappelijke geheelonthouding of abdicatie: heeft die krant zelf geen opvattingen, of iets te zeggen? Risico: bleke clickbait-journalistiek die elke dag ‘nieuwsgierig’ is naar een nieuw feestje en rubberachtig flexibel met alle maatschappelijke winden meewaait.
Waar moet het dan heen, om met IJf Blokker te spreken?
Opnieuw is de berichtgeving over corona een goed voorbeeld; die laat zien hoe dienstbare, objectieve journalistiek en maatschappelijke betrokkenheid goed kunnen samengaan. Deze krant, maar ook tal van andere, publiceerden reeksen artikelen die lezers antwoord moesten geven op praktische en wetenschappelijke vragen over het virus; vanuit engagement met de publieke zaak en met oog voor voortschrijdend inzicht in de wetenschap. In het besef dat inzichten altijd voorlopig zijn, maar feiten geen privébezit, naar voorkeur te kneden.
Dat betekent ook: niet plichtmatig ‘evenveel aandacht’ geven aan corona-critici die tegen alle redelijkheid in blijven beweren dat de pandemie ‘geconstrueerd’ is, het virus niet bestaat, nog nooit is geïsoleerd uit mensen of ongevaarlijk is omdat er maar heel weinig, toch al ongezonde, mensen aan doodgaan. Tegelijk blijft het belangrijk om, naast het ‘officiële verhaal’ ook zulke misverstanden en misleidende halve waarheden kritisch te onderzoeken. Al is het maar omdat die appelleren aan normale menselijke achterdocht én omdat er over het kabinetsbeleid en over de huidige maatregelen wel degelijk ook redelijk te debatteren valt – wat ook in deze krant gebeurt.
Zulke dialectiek van objectiviteit en engagement is geen spagaat, het is de kern van een journalistiek die zakelijk wil zijn maar zich ook verbindt aan waarden van, zoals in die Beginselen van NRC, redelijkheid en vrijheid. Dat er behoefte aan is (om niet te zeggen: een markt voor), blijkt gelukkig uit het vertrouwen dat veel Nederlanders – ja, hoe is het mogelijk! – nog altijd hebben in de ‘gevestigde media’. Aan veel stamtafels maar ook onder trendgevoelige journalisten geldt het als hapklare wijsheid dat „mensen de media niet meer vertrouwen”. Dat gevoel is er, in brede kring, en wordt versterkt door de opkomst van alternatieve media die tekeer gaan tegen de Lügenpresse. Maar verschillende bronnen die ik raadpleegde wijzen anders uit: in Nederland is het vertrouwen in nieuwsorganisaties nog altijd relatief hoog, zelfs torenhoog, blijkt uit een inventariserend Europees onderzoek. Het vertrouwen in sociale media en online platforms is daarentegen juist zeer laag.
Geen wonder. De beste dienst die professionele journalistiek lezers kan bewijzen, is nog altijd betrouwbare, kritische berichtgeving. Met een open oog voor feiten, vanuit een maatschappelijke stellingname. Voor een pluriforme, democratische orde, tegen het heilloze perspectivisme van ‘eigen feiten’ en de demagogische hang naar ultieme waarheden.
Langs die lijn valt ook deze krant te beoordelen en hoop ook ik in het nieuwe jaar u nog een dienst te kunnen bewijzen – en uiteraard kan dat niet zonder uw vragen, aanmerkingen, suggesties en kritiek. Waar het heen moet, hoeft u de krant niet te dicteren – maar kunt u wel helpen formuleren.
Reacties: ombudsman@nrc.nl