Opinie

Het is nog niet te laat voor het klimaat

Klimaat De opwarming van de aarde is volop gaande, maar blijft hoopvol.
Illustratie Aart-Jan Venema

De slechtnieuwsberichten buitelden over elkaar heen het afgelopen jaar, en niet alleen over corona en de economie. We zien de klimaatverandering al een tijdje vol in het gezicht. Het ene na het andere weerrecord wordt gebroken, de landijsmassa’s smelten, de dooi van de permafrost zorgt voor enorme grondverzakkingen in het arctisch gebied, wat leidt tot meer CO2- en methaan-uitstoot en nog meer opwarming, en hoge temperaturen wakkeren bosbranden aan in Australië en de Verenigde Staten. En we zitten pas op een mondiaal gemiddelde temperatuurstijging van iets boven één graad Celsius.

In arme landen gebeurt waarschijnlijk nog meer dat het nieuws in Nederland niet haalt, of dat vanwege gebrekkige data ter plekke moeilijk aan klimaatverandering toe te wijzen valt. Wetenschappers bediscussiëren of de versnelde smelt van het landijs op Groenland nu wel of niet betekent dat we het punt van onomkeerbaarheid voorbij zijn.

Als een van de auteurs van gezaghebbende rapporten van het wetenschappelijk VN-klimaatpanel (IPCC) en iemand die over klimaatverandering alles leest wat los en vast zit, zie ik deze ontwikkelingen vaak als een van de eersten. Ik geef bijna wekelijks lezingen over IPCC-rapporten en krijg dan vrijwel altijd de vraag: is het niet frustrerend om te weten wat er aan de hand is en te zien dat er te weinig gebeurt? Ben je niet alle hoop kwijt?

Mijn antwoord is altijd vol overtuiging: nee! Ik begrijp waar het gebrek aan actie vandaan komt. En ik houd hoop.

De vraag kan ik me overigens goed voorstellen. Immers, ik heb dan net uiteengezet dat bij twee graden temperatuurstijging vrijwel alle koraalriffen uitgestorven zijn, terwijl er bij anderhalve graad, het streefdoel in het akkoord van Parijs, nog ongeveer een kwart over zou kunnen zijn. Dat zeespiegelstijging al deze eeuw begint, betekent dat soevereine landen – kleine, laag-liggende eilanden – ophouden te bestaan. Dat honderden miljoenen mensen in 2050 al niet meer uit de armoede komen of daarin worden teruggeworpen door meer extreem weer. Dat allerlei soorten en ecosystemen, die toch al te maken hebben met de druk van een uitdijende consumptiebehoefte van een groeiende mensheid, nog minder habitat zullen hebben door klimaatverandering.

Fundamentele veranderingen

Ik heb dan ook net uitgelegd dat de huidige plannen onder het Klimaatakkoord van Parijs, als ze worden uitgevoerd, tot ongeveer drie graden temperatuurstijging gaan leiden. Veel meer dus dan de twee graden waaraan wetenschappers al sterk negatieve gevolgen verbinden. En ik heb verteld dat we al zeker dertig jaar weten dat klimaatverandering door mensen komt en dat de gevolgen ernstig zullen zijn, maar dat de mondiale emissie van broeikasgassen, ondanks internationale verdragen, gewoon doorstijgt.

Het is ook niet niks, die doelen van ‘Parijs’. Het hoofdartikel van het akkoord van Parijs stelt onder meer dat de mondiaal gemiddelde temperatuurstijging ten opzichte van het gemiddelde van 1850-1900 „ruim onder de twee graden Celsius” moet blijven. En dat landen moeten streven naar het beperken van de opwarming tot 1,5 graad. Het IPCC concludeert in haar ‘Special Report on Global Warming of 1.5°C’, waarvan ik een van de hoofdauteurs was, dat er duidelijke voordelen zitten aan het beperken van de opwarming tot 1,5 graad. Wat daarvoor nodig is, naast het maximaal reduceren van broeikasgassen anders dan CO2, is het halveren van de mondiale CO2-emissies in 2030, het bereiken van netto nul CO2-emissies in 2050, en het netto mondiaal verwijderen van CO2 uit de atmosfeer in de tweede helft van deze eeuw. Dit vergt snelle, fundamentele veranderingen in bijvoorbeeld de energiehuishouding, basismaterialen- en landgebruik, die niet eerder vertoond zijn op een dergelijke schaal.

Lees ook: Kan het vijf jaar oude akkoord van Parijs klimaatverandering stoppen? En 14 andere vragen over het Klimaatakkoord

Toch antwoord ik altijd dat ik hoopvol ben. Ik heb daar een aantal redenen voor.

Over de eerste kan ik kort zijn. Het is zinloos om de hoop te verliezen. Ik zie het bijna als een plicht om hoopvol te zijn. Ik ben niet optimistisch – dat zou getuigen van weinig realiteitszin. Maar ik ben ook niet pessimistisch. Als het allemaal in rampspoed zou eindigen, is de consequentie dat we het opgeven om klimaatverandering te beperken. Terwijl, in de woorden van het IPCC, „every bit of warming matters”. Twee graden temperatuurstijging is beter dan drie, drie is beter dan vier. Als je het geloof in een oplossing verliest, dan komt die oplossing er zeker niet.

De tweede reden om hoopvol te blijven is dat er voorbeelden te over zijn van gemeenschappen, steden, en zelfs enkele landen die actief inzetten op doelen die consistent zijn met die van Parijs. Zweden voorziet in de warmtevraag van huishoudens met grotendeels lokaal geoogste biomassa, wekt bijna alle elektriciteit CO2-vrij op, en weet zelfs vaart te maken met de transitie in de industrie, een van de meer ingewikkelde sectoren.

Je hoeft niet rijk te zijn voor klimaatbeleid

Honderd steden in de Europese Unie gaan de uitdaging aan om in 2030 al klimaatneutraal te zijn. Je hoeft er ook niet rijk voor te zijn. Costa Rica voert al jaren een ambitieus klimaatbeleid, en het legt het Midden-Amerikaanse land geen windeieren. Het elektriciteitssysteem is al bijna volledig hernieuwbaar, mobiliteit stapt voortvarend over op elektriciteit, en het landgebruik haalt al netto CO2 uit de atmosfeer. En dat zelfs Shell doet alsof de bedrijfsplannen voor de verdere toekomst in lijn zijn met 1,5 graad Celcius, geeft wel aan dat het gesprek nu over dat doel gaat, ondanks de formidabele uitdagingen die dat oplevert. Waar een wil is, is een weg, en die wil zien we op steeds meer plekken ontstaan.

Mijn derde reden is dat ik nog veel onbenut potentieel zie. Vooral in het gebruikmaken van wat systeemdynamiek wordt genoemd. De manier waarop we nu in auto’s rondrijden, van aardolie gebruik maken, een wegennet onderhouden, belastingen heffen op autobezit – dat geheel kun je als een bepaald ‘socio-technisch systeem’ omschrijven. Innovatiehistorici die de ontwikkelingen van zulke systemen bestuderen, zoals de toonaangevende Nederlander Frank Geels, zien dat veel systemen, onder meer op het gebied van voedsel en fossiele energie, zeer stabiel zijn. Maar door verschillende factoren, zoals de publieke opinie over het klimaat of scherp dalende kosten van duurzame energie, zijn de systemen rondom fossiele brandstoffen en (in mindere mate) landgebruik onder grote druk komen te staan. Hoe kan die druk zo groot worden dat een systeem versneld verandert, op tijd voor die scherpe CO2-reducties die nodig zijn voor ‘Parijs’?

Voorbeeldprojecten

In het IPCC-rapport over de 1,5 graad onderscheiden we zes ‘voorwaarden’ die gezamenlijk de versnelling ‘mogelijk maken’: 1. gedragsverandering, publieke steun voor brede actie, en sociale acceptatie van maatregelen; 2. technologische innovatie om nieuwe technologie op te schalen en de kosten te laten dalen; 3. overal ter wereld het versterken van menselijke vaardigheden en capaciteiten om de transitie te steunen; 4. een overheid die voldoende strenge maatregelen treft, 5. een veranderd financieel systeem dat duurzame investeringen mogelijk maakt en klimaatrisico’s meeweegt; en 6. sturing en samenwerking op verschillende beleidsniveaus en door verschillende actoren.

En hier wordt het ook ingewikkeld. Want omdat die voorwaarden ook van elkaar afhankelijk zijn en elkaar voeden, hoe gaan we zorgen dat al die ingrepen en veranderingen ongeveer tegelijk gebeuren? De overheid kan geen scherp beleid maken zonder maatschappelijk draagvlak, en de financiële sector zal niet kunnen investeren zonder voldoende voorbeeldprojecten en kennis (omdat financiële risico’s op basis van gegevens van oude projecten worden ingeschat). En generaliseren gaat ook al niet: in verschillende sectoren liggen de kaarten weer net wat anders. Voor het aardgasvrij maken van wijken speelt een hele andere dynamiek dan bij het verduurzamen van de basisindustrie. En dan zijn er ook nog allerlei verbindingen tussen die sectoren, bijvoorbeeld tussen elektriciteit en mobiliteit, en tussen industrie en gebouwen.

Maar soms lukt het, en van die voorbeelden kunnen we leren. Kijk bijvoorbeeld eens naar de snelle ontwikkelingen op het gebied van duurzame elektriciteit in de jaren negentig in Duitsland. Een regeringscoalitie van sociaal-democraten en groenen voerde een ongekend ambitieus beleid. Voor veel mensen werd het aantrekkelijk om zonnepanelen op het dak te laten installeren. De Duitse economie floreerde: honderdduizenden mensen werkten in zonne- en windenergie, in installatie en in fabricage. Toen de christendemocraten de leiding van de regering overnamen, kon Merkel niet anders dan het beleid in stand houden. Er was robuust draagvlak ontstaan, het was politieke zelfmoord geworden om het beleid af te schaffen.

Lees ook: Het klimaat redden kan nog net, staat in steeds alarmistischer rapporten

Dankzij de gulle subsidies innoveerde de Duitse industrie echter te langzaam. De opkomende Chinese zonnepanelenproducenten innoveerden wel, sterk gestimuleerd door een Chinese overheid, en brachten de kosten van panelen drastisch naar beneden. De Duitse producenten gingen over de kop of werden overgenomen. China ging panelen leveren aan Duitsland, en, dankzij de kostenreducties die zijn gestimuleerd door het Duitse beleid, aan de hele wereld. Zonne-energie kan inmiddels op veel plekken concurreren met kolenstroom. Dit mechanisme heeft zichzelf niet alleen lokaal, maar internationaal versterkt.

Dit voorbeeld laat zien dat een heel economisch en maatschappelijk systeem kan veranderen, als het handelen van de ene actor een reactie bij een andere oproept die in dezelfde richting werkt. Dat is nodig en mogelijk om systeemtransities te versnellen. Het is ook zowel een kans als een bedreiging, want het is diezelfde systeemdynamiek die bestaande systemen in stand houdt. De verandering is moeilijk te regisseren. Maar als het lukt, kan het razendsnel gaan. Dan kan versnelde innovatie leiden tot snellere gedragsverandering, en dat weer tot verdergaand overheidsbeleid en stappen door investeerders. Dat leidt dan weer tot meer innovatie, enzovoort.

De juiste knoppen

Wat moet er gebeuren? Natuurlijk moet de overheid ophouden met het ondersteunen van klimaatschadelijke activiteiten. Maar ze moet ook verder kijken dan de klassieke beleidsinstrumenten, en in ieder geval een poging doen om te doorgronden of een maatregel een gewenste zichzelf versterkende cyclus in gang zet. Als de knop waarop wordt gedrukt dat als effect kan hebben, dan verdient die voorrang.

Hoe we gebruikmaken van de mogelijkheden voor versnelde systeemtransitie: daar ligt de uitdaging van de komende tien jaar, en onze enige hoop om de ergste klimaatverandering af te wenden. De juiste knoppen om aan te draaien móeten te vinden zijn. We hebben gewoon nog niet goed genoeg gezocht.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.