Sommige tradities zijn er om mee te breken, snel en radicaal. Te beginnen met het lijstduwerschap. Minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken, D66) vindt het een „mooie democratische traditie in Nederland”. Zelf geeft Ollongren aan na de verkiezingen van maart 2021 niet de Tweede Kamer in te willen, maar ze wenst wel een positie te krijgen op de kandidatenlijst van haar partij. Om „zichtbaar betrokken” te zijn bij ‘team Sigrid Kaag’, vroeger bekend als de politieke partij D66.
Over de vraag of het lijstduwerschap een traditie is, kan getwist worden. Maar dat het een mooie traditie zou zijn, kan moeilijk worden beweerd. Dat het gaat om een prominent vertegenwoordiger van een partij die democratische integriteit en transparantie zegt hoog in het vaandel te hebben, maakt het pijnlijk.
In complexe samenlevingen heeft de democratie vorm gekregen als electorale representatieve democratie. Bij verkiezingen voor vertegenwoordigende organen als de Tweede Kamer kiest de bevolking haar vertegenwoordigers, die voor een bepaalde periode voor en namens dat volk het land medebesturen.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2018/03/data27924181-3aab5c.jpg)
Wie kandidaat is voor een dergelijk voornaam democratisch ambt, wordt in hoge mate bepaald door politieke partijen. Die partijen hebben zich als praktische en pragmatische invulling van de representatieve democratie ontwikkeld tot belangrijkste schakel tussen burger en bestuur.
Voorkeurstemmen
Op de dag van de verkiezingen kiezen stemgerechtigden op een persoon en niet op een partij – een van de honderden kandidaten die door de vele partijen aan de kiezers worden gepresenteerd. Partijen hebben weliswaar een voorkeur voor bepaalde kandidaten boven andere, zoals blijkt uit de rangorde op de kandidatenlijst, maar de kiezer heeft het laatste woord. De kiezer mag uitmaken wie hij of zij wil als zijn of haar vertegenwoordiger. En het toegenomen aantal voorkeurstemmen lijkt aan te geven, dat de kiezer daar meer en meer behoefte aan heeft.
Hier gooit Ollongren, zoals andere lijstduwers, zand in de democratische machine. Dit soort lijstduwers, die wel op de lijst staan maar niet van plan zijn om een plaats in de Kamer in te nemen, verstoort het democratische proces. Zij noemen zich – met medeweten en medewerking van hun partij – kandidaat, maar zijn niet van plan gehoor te geven aan de kiezers die hem of haar democratische steun en vertrouwen hebben gegeven. Het zijn nepkandidaten, electorale oplichters. En het mag niet zo zijn dat de kiezer zelf moet zien uit te vinden welke kandidaten serieus zijn en wie ten onrechte als non-kandidaat een plaats op de kandidatenlijst inneemt.
Ooit was er een partij die een oproep deed aan „iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie”. Die partij had de ambitie te werken aan „een nieuwe, faire, energieke democratie”. Die partij was D’66, toen nog met apostrof, en de ambitie werd verwoord in het ‘Appèl’ dat aan de oprichting van de partij ten grondslag ligt. Dat de partij zich inlaat met democratische perversiteiten als het lijstduwerschap, van een minister die zich nadrukkelijk bezighoudt met het democratische bestel , is een geheel eigen keuze. Een vanuit democratisch oogpunt abjecte keuze.