Af! Elke vrijdagochtend ontvang ik een e-mail met dat ene woord. Enigszins gespannen open ik hem, om meteen nieuwsgierig naar beneden te scrollen. Daar staat de verse tekening van Eliane Gerrits. Altijd een verrassend zoekplaatje, waarin ik, door haar ogen gezien, door mijn eigen leven rondstruin. Ik kan vijfhonderd woorden schrijven, maar één ‘Elianneke’ zegt vaak meer.
Ze legde taferelen vast die me altijd zullen bijblijven. De ijshockeyende vriendin van dochter Charlotte, uitgeteld slapend op bed. De sombere vriend van onze zoon die een verpieterd plantje weer tot leven brengt. Mijn kapster, voor wie Trump een heilige is. „Want als je zulke fantastische kinderen hebt, dan moet je toch wel een goed mens zijn.” De baby, geboren bij HomeFront, de organisatie hier vlakbij, die mensen die alles hebben verloren weer een toekomst geeft. Mijn buurman, die eigenhandig de Amerikaanse droom liet uitkomen achter het witte hek van zijn comfortabele huis. Zijn leven beschrijft hij als een aaneenschakeling van golden retrievers. Hun portretten staan op zijn schouw. Naast elke hond staat hij zelf – als peuter, tiener, student, jonge vader, middelbare man met buikje. Inmiddels gepensioneerd, wandelt hij voorbij met wat waarschijnlijk zijn laatste hond zal zijn.
En natuurlijk, de wederwaardigheden van onze kinderen, uit wier leven ik rijkelijk putte. Toen we hier aankwamen, was onze jongste 11, de jongens 13 en 15. Stoer en moedig gingen ze het Amerikaanse avontuur aan. De nieuwe taal, middle school, high school, de eerste liefdes, het rijbewijs, de prom, hun studies. Bij het tafereel van elke mijlpaal kijk ik verbaasd toe. Inmiddels zijn het drie volwassenen, van wie er twee over Amerika spreken in de verleden tijd. In dit grootste en luidste land ter wereld ging ik op zoek naar de kleinste gebeurtenissen. Naar wat nooit de voorpagina zal halen en maar ternauwernood de achterpagina. Het paniekerige gefluister van de vrouw in de apotheek die haar medicijnen niet kan betalen. De man achter haar in de rij die, zonder iets te zeggen, voor haar zijn creditkaart in de automaat stopt. Misschien, zo mijmer ik weleens, zijn we daarom op aarde. Om in die kleine dingen elkaars menselijkheid te zien.
„Gebeurt alles misschien”, vraagt de Poolse dichteres Wislawa Szymborska zich af in haar gelijknamige gedicht, „in een laboratorium?” Ze schetst een beeld van ons leven op aarde als microben in reageerbuizen, geobserveerd door het oog van opperwezens. Pas als er iets interessants gebeurt, worden de controlemonitoren ingeschakeld. „Alleen als het oorlog is en dan het liefst een flinke.”
Maar, vraagt ze zich dan af, misschien is het wel precies omgekeerd. Gaat het juist om de „onbeduidende voorvalletjes”. Zeg maar, het achterpaginanieuws. Ze eindigt aldus (in de vertaling van Gerard Rasch):
„Een klein meisje naait op het grote scherm/ een knoopje aan een mouw./ De sensoren beginnen te fluiten,/ het personeel loopt te hoop./ Ach, wat is dat voor wezentje/ met binnenin zo’n kloppend hartje!/ Wat een bevallige ernst/ terwijl ze de draad rijgt!/ Iemand roept verrukt:/ Ga het tegen de Baas zeggen,/ hij moet zelf komen kijken!”
Af!
Dit is de laatste aflevering van de rubriek Flessenpost.