Een Nederlandse eenheid zit in de Afghaanse provincie Uruzgan op een heuvel als uit radioverkeer duidelijk wordt dat verderop vijandelijke strijders zitten. De militairen laten hun machinegeweer „ratelen” in de richting van de bergen, terwijl een vijandig salvo een van hen op een haar na mist. „Dat was wel kicken”, zegt een militair lachend. Hij zit naast een berg patroonhulzen en steekt een sigaret op. Zo’n vijftien vijandige strijders zijn er volgens hem geweest, maar gezien heeft hij niemand.
Het tafereel, te zien in een internetfilmpje, is voor oud-inlichtingenofficier Nikko Norte exemplarisch voor het Nederlandse optreden tijdens de missie in Uruzgan (2006-2010). Overmatig wapengebruik – „vaak ging bij een vuurgevecht de helft van de munitie er al in de eerste twee minuten doorheen” – zonder een duidelijke aanleiding – „uit dat radioverkeer kon je helemaal geen vijandige intenties van Afghanen opmaken”. En zonder dat duidelijk was wie ze voor zich hadden: „Ik schat dat in 80 procent van de gevallen – en dan zit ik misschien aan de lage kant – dat Nederlandse militairen hebben geschoten, ze niet hebben gezien dat hun doelwit een wapen vasthield.” Ze wisten dus niet zeker of ze schoten op een vijandige strijder of een burger.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data64816616-5b5418.jpg)
Meerdere munitiekisten
Uruzgan-veteraan Servie Hölzken schoot in 2007 in elk geval een of meerdere burgers dood, zo vertelde hij woensdag in dagblad Trouw. Donderdag spreekt hij hierover met het ministerie van Defensie, bevestigt een woordvoerder, die het verhaal „zeer ernstig” noemt. Ook „overweegt” het ministerie een meldpunt op te richten, waar ook andere veteranen terecht kunnen met hun verhalen. Het Openbaar Ministerie start naar aanleiding van de publicatie een feitenonderzoek naar mogelijke strafbare feiten gepleegd door Nederlandse militairen in Uruzgan.
Medio 2007 reed de eenheid van Hölzken terug naar het basiskamp in het district Chora, toen de commandant met een scanner walkietalkieverkeer opving – mogelijk van de Talilban. Boordschutter Hölzken kreeg opdracht te schieten op nabijgelegen qala’s (woningen) om te zien of er een reactie kwam. Er kwamen mensen naar buiten rennen. Hölzken meldde dat hij geen wapens zag, toch kreeg hij de opdracht te schieten. Hij schoot meerdere munitiekisten leeg, totdat hij geen beweging meer zag. Een collega van Hölzken bevestigt dit volgens Trouw anoniem.
Dit verhaal staat niet op zichzelf, zegt Norte die twee jaar in Uruzgan zat en zijn ervaringen onlangs beschreef in het boek Onvoorspelbaar verleden. „GSM’s werkten daar niet en dus communiceerden de Afghanen met walkietalkies”, vertelt Norte. Als je die communicatie opving, mocht je actie ondernemen onder voorwaarden. Zo moest je het doelwit kunnen koppelen aan het radioverkeer en er moest sprake zijn van hostile intent, een vijandige bedoeling.
In de praktijk was het volgens Norte lastig om aan alle voorwaarden te voldoen: „Had iemand een apparaat met een antenne, dan kon dat ook een draagbare radio zijn.” Het interpreteren van de berichten werd bemoeilijkt, zegt Norte, doordat tolken het Engels en het Pashtun vaak niet machtig waren. En door de gebezigde beeldspraak: „Fruitsoorten stonden volgens inlichtingenanalisten voor bommen en granaten. Maar was dat zo? En waren die voor jou bedoeld?” Ondanks de onduidelijkheid werd volgens Norte toch vaak tot actie overgegaan.
Sowieso was de drempel om een vuurgevecht te beginnen volgens Norte laag: „Als een eenheid bij het passeren van huizen een knal hoorde, draaiden alle vuurmonden vrijwel altijd meteen in de richting van het geluid en begon het vuren – ook als onduidelijk was of het echt om een beschieting ging.” De commandant deed wel een melding van zo’n ‘TIC’ (troops in contact), zegt Norte: „Dat gaf hem de vrijheid om naar goeddunken te handelen.” Vaak werden volgens hem geen uitgebreide rapportages gemaakt. Het verbaast hem dan ook niet dat Defensie het incident met Hölzken (nog) niet heeft kunnen terugvinden in het archief.
Vaak ging bij een vuurgevecht de helft van de munitie er al in de eerste twee minuten doorheen
Nikko Norte oud-inlichtingenofficier
Gewetenswroeging
Hölzken is ervan overtuigd dat hij burgers heeft gedood en heeft daarenorme gewetenswroeging over. Defensie zegt dat de veteraan is getraumatiseerd en zich de gebeurtenis mogelijk heeft ingebeeld. „Dit kan voor een veteraan voelen als een soort messteek, het trauma noemen als reden om te twijfelen aan dit verhaal”, zegt antropoloog Tine Molendijk, docent aan de Nederlandse Defensie Academie. Ze heeft onderzoek gedaan naar ‘morele verwonding’ bij veteranen, die getraumatiseerd zijn geraakt door een heftig schuldgevoel. „Uit mijn onderzoek blijkt dat de ervaringen tijdens een missie en de reacties daarna kunnen leiden tot een dubbele morele verwonding. Defensie moet serieus omgaan met alle verhalen.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/online3.jpg)
Nogal wat veteranen zijn boos om wat Hölzken vertelt, blijkt uit reacties op Twitter. Dat komt volgens Molendijk voort uit een gevoel van miskenning: „Omdat de buitenwereld volgens hen niet begrijpt dat het voor militairen daar heel moeilijk was om zich aan de regels te blijven houden, terwijl de tegenstander dat niet deed.” En omdat als „een Taliban even zijn wapen op de grond gooit dan een burger lijkt”. Daarom moet Defensie volgens Molendijk militairen nog beter trainen in ethiek en „beter duidelijk maken dat oorlogen vaak heel vuil verlopen”.
Rechtszaak om slag bij Chora
De verhalen van Hölzken en Norte volgen op een klacht van advocaat Liesbeth Zegveld over het Nederlandse optreden in Uruzgan. Zij spande vorig jaar namens vijf Afghaanse slachtoffers een zaak aan tegen de staat vanwege het gebruik van „niet proportioneel” en „blind” toegepast geweld in juni 2007, tijdens de bloedige slag om Chora. Daarbij kwamen naar schatting 250 mensen om het leven. Die zaak dient op 29 maart.
„We horen dat er heel veel munitie is gebruikt in Afghanistan, maar er zouden nauwelijks burgerslachtoffers zijn gevallen”, zegt SP-Tweede Kamerlid Sadet Karabulut, die Kamervragen heeft gesteld en een debat heeft aangevraagd. „Dat is vreemd. Het is hoog tijd voor onafhankelijk onderzoek.”
Onlangs werd bekend dat Australische militairen op grote schaal oorlogsmisdaden pleegden in Afghanistan. Eind november zei minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken, VVD) naar aanleiding daarvan nog eens „met de stofkam” door de Nederlandse dossiers te zullen gaan.