Waar is het misgegaan? De jonge journalist van het Franse journaal die vorige week speciaal naar Amsterdam was afgereisd om over de nieuwe lockdown te berichten, kon een meewarige glimlach nauwelijks onderdrukken. De befaamde Nederlandse aanpak van de pandemie was immers echoué, vastgelopen, gesneefd, mislukt?
Ze was te beleefd om het te zeggen, maar de boodschap was duidelijk: de eigenwijze Nederlanders, die dit voorjaar zo parmantig een „intelligente lockdown” hadden afgekondigd en daar mee weg leken te komen ook, waren alsnog in botsing gekomen met de keiharde realiteit. Gruwelijk slechte cijfers, een overbelaste zorg, gebrek aan discipline, een verloren Kerst; restaurants, winkels, theaters, musea opnieuw dicht, het land op slot.
In tijden van corona bloeit het nationalisme én de nationale zelfkastijding – misplaatste trots en honend vingerwijzen. Het is een gezelschapsspel zonder einde: sceptici prijzen landen en leiders die het wél begrepen zouden hebben, die het zoveel beter doen dan wij; anderen verliezen zich in leedvermaak over landen die er echt een potje van maken. Met Zweden, een land dat niemand echt interesseert, kon je in dit rampjaar alle kanten op: nu eens een lichtend voorbeeld van hogere nuchterheid, dan weer het domme blondje van Europa.
Onvolwassen is het, het levert niks op, maar in het geval van Nederland kan ik me enig leedvermaak van de Franse journalist wel voorstellen. In Frankrijk werd het mondkapje al vroeg in de crisis verplicht gesteld, ook op straat. Tot op de dag van vandaag heb ik er in Parijs, waar ik de meeste tijd doorbreng, niemand over horen klagen – als ik er zelf over begon, werden schouders opgehaald. Een kennis deelde me mee dat zelfs seks met mondkapje goed te doen is. Het is zoals het is: de overheid zegt het, je doet je kapje op, je gaat door met je leven.
In Nederland werd het dragen van een mondkapje maandenlang tot een existentieel drama gemaakt. Van bovenaf werd het consequent gedenigreerd (Jaap van Dissel op 1 april: „Mondkapjes opdoen heeft geen enkele zin”), toen aarzelend aanbevolen, daarna dringend geadviseerd, en ruim acht maanden na het begin van de crisis, toen men er echt alles aan gedaan had om het draagvlak te ondermijnen, alsnog verplicht gesteld.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65527051-883c91.jpg)
Luidruchtig je ongeloof tonen
Tja, waar is het misgegaan? Dit zijn de dagen van de terugblik, evaluatie. Kijk je naar het afgelopen jaar, op de manier waarop Nederland de pandemie heeft aangepakt, dan kan je grofweg twee kanten op. Je kunt, zoals de talloze Cassandra’s op Twitter, blijven jeremiëren over de verwarring, de onhelderheid, de blunders, in het bijzonder het beleid van minister Hugo de Jonge. Je kunt luidruchtig je ongeloof tonen over de Nederlandse burger die vindt dat regels voor iedereen gelden behalve voor hemzelf.
Je kunt ook twee stappen achteruit doen en het relativeren: het is op dit moment overal erg, zowat geen enkel Europees land ontkomt aan strengere maatregelen, de nieuwe mutaties van het virus zorgen voor nieuwe onzekerheid en paniek. Wees eerlijk, maakt het grosso modo heel veel uit voor welke aanpak is gekozen, wie in welk land aan het roer staat? Ook in Frankrijk wordt alweer gespeculeerd over strengere maatregelen na Kerst. Ja, in sommige landen wordt het vaccin al toegediend, in Nederland duurt het nog een paar weken, maar is het iets om je van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat over op te winden?
En toch ook: ga er maar aanstaan. De aanpak van de crisis was overal een kwestie van vallen en opstaan, improvisatie, bijbuigen en corrigeren in een ongekende situatie, qua zorg, qua economie, qua sociale impact. In NRC zei de verantwoordelijke minister De Jonge: „We hebben de hele crisis moeten improviseren.” Zijn we echt verbaasd? Natuurlijk zijn er voorbeelden over de grens die ons tot voorbeeld kunnen dienen, en dat we niet door genieën worden geregeerd, is duidelijk – maar wie had het beter gedaan? Geert Wilders? Jesse Klaver? Thierry Baudet?
Met Zweden kon je alle kanten op: nu eens lichtend voorbeeld, dan weer het domme blondje van Europa
Het lijkt me allemaal waar, de aanpak van landen constant met elkaar vergelijken is een weinig nuttige exercitie, een vorm van nervositeit. Je kunt ook zeggen dat in een crisis als deze, ieder land op zijn eigen manier zichzelf tegenkomt. Als het goed is, kun je daar iets van leren. Kritisch terugkijken heeft dan wel degelijk zin. Waar zitten onze zwakke plekken? Waarom liep het in Nederland in de zomer en daarna zo snel uit de klauwen? Waarom is het beleid zoveel meer omstreden dan in het begin van de crisis?
Ook De Jonge geeft dat toe, in hetzelfde NRC-interview: „Eerst was iedereen zo onder de indruk van hoe immens groot deze crisis is. Inmiddels is de toon scherper, er wordt minder gezocht naar verbinding en gemeenschappelijke grond.”
Samen doen
Ja, maar hoe komt dat? Toen Mark Rutte op 16 maart dit jaar het Nederlandse volk vanuit het Torentje toesprak over de ernst en aanpak van de pandemie, was de bijval oorverdovend. Op een moment van grote crisis, wie had dat verwacht, stond er ineens een staatsman aan het roer. Slechts een enkeling merkte op dat zijn nadrukkelijke keuze voor de strategie van ‘groepsimmuniteit’ haken en ogen kende; wat overheerste was een gevoel van spontane saamhorigheid. Dit was ernstig, dit was zwaar, maar we zouden het samen doen.
Wie het ‘nieuwe normaal’ opzichtig aan zijn laars lapte, werd aan de schandpaal genageld met een aan ongeloof grenzende ontzetting – hoe kónden ze, echt onverantwoordelijk, besefte men niet wat er op het spel stond? Dat er vanuit andere landen, zoals vanuit buurland België, hoofdschuddend werd gekeken naar onze ‘intelligente lockdown’ met die zelfgenoegzame nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, deerde nauwelijks.
Zij konden zoveel verantwoordelijkheid misschien niet aan?
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/web-2412zatopi-nrc-bas-heijne-sterfte.jpg|//images.nrc.nl/SlN1OredNEouzy4B-J7dt-b1wf8=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/web-2412zatopi-nrc-bas-heijne-sterfte.jpg)
Illustratie Hajo
Rutte vatte het zelf perfect samen: „We zijn geen kleuterland, daar geloof ik geen seconde in. We kunnen erop vertrouwen dat mensen verstandig zijn.” En: „Ik ben geen dictator.”
Daar zat het allemaal in, de liberale opvatting dat de burger het beste af was met zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis, een gedachte die door Rutte en zijn opeenvolgende regeringen de afgelopen tien jaar krachtig is uitgedragen, gecombineerd met de traditionele achterdocht van progressieve Nederlanders, die iedere vorm van autoriteit beschouwen als regelrechte onderdrukking. Het bestrijden van deze ongekende crisis moest een gezamenlijke inspanning worden, er werd een beroep gedaan op maatschappelijk vertrouwen, rekening houdend met onze afkeer van bovenop opgelegde dwang – dat was het Nederlandse recept. En Mark Rutte de juiste man op het juiste moment.
Jammer dat het moment zo kort duurde. Was het die typisch Nederlandse overmoed, denken dat je de wedstrijd gewonnen hebt nog voor je hem hebt gespeeld? Drie maanden na zijn toespraak ontkende de premier al tijdens een Kamerdebat glashard dat hij ooit een toespraak over groepsimmuniteit had gehouden. Nog eens drie maanden later moest hij toegeven dat hij té veel nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de Nederlanders had gelegd
Als je de verantwoordelijkheid consequent bij de burger zelf legt, moet je niet gek opkijken als hij zich vervolgens overal mee gaat bemoeien. Toen de eerste opwelling van gedeeld sentiment geconfronteerd werd met de werkelijkheid waarin iedereen individueel werd geraakt, werd de aard van de pandemie en de bestrijding ervan onderwerp van eindeloos elkaar de maat nemen. De geldingsdrang van de ontketende burger liet zich niet afschrikken door een wereldwijde pandemie en een onbekend virus. Wie een half uurtje op het internet had rondgekeken en een theorietje had, mocht daar ’s avonds in een talkshow uitgebreid over komen vertellen. Iedereen, zo leek het tenminste als je de media een beetje volgde, waande zijn beroep onmisbaar, zijn situatie uitzonderlijk, de noodzakelijke uitzondering op de regel. In alle media doken sceptici, complotgekkies en viruswappies op, om lekker in mee te gaan, of om ze uit te lachen – en als er te hard om gelachen werd, doken op afroep deskundigen op die geduldig uitlegden dat deze mensen niet gek zijn, maar greep proberen te krijgen op een wereld die hun boven het hoofd was gegroeid.
Geen „kleuterland”? Wat dan wel?
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65620580-856910.jpg)
Een visie ontbreekt
Uit nauwgezette reconstructies van het afgelopen jaar in deze krant en in De Groene Amsterdammer doemt het beeld op van beleid dat het vooral van improvisatie moet hebben, niet zozeer afgedwongen door onverwachte gebeurtenissen, maar domweg omdat een overkoepelde visie ontbreekt. In de zorg, zo blijkt uit een reconstructie van journalistiek onderzoekplatform Investico en De Groene, ontbreekt het volledig aan regie: „Terwijl organisaties smeekten om sturing schoof de minister de verantwoordelijkheid van zich af. En hij niet alleen: ambtenaren klampen zich vast aan het compleet gedecentraliseerde zorgstelsel. De crisis moest bestreden worden met een Byzantijns web van zorgverzekeraars, verpleegbedrijven, GGD-regio’s en als zelfstandige ondernemingen functionerende ziekenhuizen. […] De minister stelt zich op als allerhoogste persvoorlichter in plaats van baas. Van een crisisaanpak met een centraal plan is geen sprake.”
Dat zinnetje over de minister als machteloze persvoorlichter is dodelijk. Geen plan, geen regie, geen visie – precies het woord waar Mark Rutte zo’n hekel aan heeft. En NRC kopte: „De Nederlandse politiek liet zich in 2020 overdonderen”. Ons land bleek totaal niet voorbereid op een crisis waar experts wel degelijk al jaren voor waarschuwden, schrijft Mark Lievisse Adriaanse. „Nederland bleek een zeer geoptimaliseerd land dat in normale tijden uitstekend liep, maar niet schokbestendig was. Door de jarenlange nadruk op efficiëntie was er een systeem gebouwd zonder vet op de botten, zonder overcapaciteit in de zorg, alles moest mean and lean.”
Nederland is geen land, schrijft Michel Houellebecq in zijn roman Serotonine, „het is hoogstens een onderneming”. Vals, maar deze crisis laat zien dat hij gelijk heeft. Het is de vergaande verzakelijking van alles die ons in deze crisis parten heeft gespeeld. Decentralisatie, een terugtrekkende overheid, een vergaande verkaveling van bevoegdheden en verantwoordelijkheid. Waar het mis ging, is dat men het land al te lang niet als een samenleving, een gemeenschap van burgers beschouwt, maar als een verzameling belangen van individuen, met de overheid als zakelijke spelverdeler, niet als (morele) autoriteit.
Daar past geen staatsman bij, wel een bedrijfsleider. Geen wonder dus dat de saamhorigheid van de eerste weken vooral sentiment bleek en grotendeels verdampte toen de gevolgen van de crisis voelbaar werden. Geen wonder dat de verantwoordelijkheid van de burger waarin Rutte zo’n groot vertrouwen stelde, in de praktijk te vaak neerkwam op „dat maak ik zelf wel uit”.
Toen Mark Rutte op 14 december opnieuw vanuit het Torentje de tweede, „harde” lockdown aankondigde, werd hij gehinderd door een groepje demonstranten dat buiten schreeuwend zijn toespraak probeerde te verstoren. Op sociale media werd alom schande gesproken van viruswappies, die geen respect toonden, geen benul hadden van de aard van de crisis. Ik zag de schreeuwers eerder als een Grieks koor bij een eigen kleine Hollandse tragedie. Dit waren Nederlandse burgers die hun eigen verantwoordelijkheid namen.