Na zesenhalve minuut wees premier Mark Rutte (VVD) naar het raam in het Torentje. Het coronavirus, zei hij met een strak gezicht, was géén „onschuldige griep” zoals sommigen nog steeds dachten. „Bijvoorbeeld die demonstranten daarbuiten.”
Het is een methode die Rutte vaak gebruikt: mensen die het niet met hem eens zijn, een plek geven in zijn verhaal en als het even kan, hen ook nog vriendelijk toelachen of toeknikken. Blijf dan maar eens heel boos. Maar maandagavond, in zijn tweede tv-speech over het coronavirus, kreeg Rutte de groep scheldende en fluitende mensen bij de Hofvijver niet onder controle. Ze zagen hem niet, hij zag hen niet. Maar heel Nederland kon hen horen.
Op Ruttes ministerie van Algemene Zaken was niet op deze demonstratie gerekend. Pas net vóór de toespraak begon, was duidelijk geworden dat de mensen die bij de vijver stonden te kijken spullen bij zich hadden om veel geluid te maken. Het duurde ook even voordat de premier begon te praten. „Ga je gang, Mark”, zei iemand.
Rutte leek ongemakkelijk onder het lawaai, hij schoof in zijn stoel en praatte met veel nadruk. Deze keer had hij het niet over een ‘intelligente lockdown’, zoals in het voorjaar, of een ‘gedeeltelijke’ zoals in het najaar. „Nederland gaat op slot.”
Leiderschap bewijzen
Een premier krijgt meestal maar één kans zijn leiderschap te bewijzen in een crisis. Nog maar twee keer gebeurde dat via een tv-toespraak. Joop den Uyl deed het in december 1973, toen hij de bevolking op radio en tv toesprak over de gevolgen van de oliecrisis. Den Uyl vroeg mensen toen om zuinig te zijn met energie, en zei dat de wereld van voor de crisis niet meer terugkwam.
Daarna was het aan Rutte in maart, aan het begin van de coronacrisis. Premiers tussen Den Uyl en Rutte hebben crisistoespraken gehouden, maar nooit live op televisie. Ruttes eerste toespraak werd later vooral het verhaal over de ‘groepsimmuniteit’ – waar Rutte en zijn mensen al snel spijt van hadden. De toespraak leunde zwaar op adviezen van experts. Toch kreeg hij eerst nog lof voor zijn toespraak. Hij had, zo was het meest gehoorde commentaar, het land voorbereid op een ernstige periode van crisis. En hij had zich „een staatsman” getoond.
Vergeleken met nu was het optreden in maart nog relatief eenvoudig voor Rutte. De crisis was toen nieuw, de schok die het coronavirus veroorzaakte in Nederland was enorm. Veel mensen waren onzeker en bang. De groepsimmuniteit waar Rutte het over had, en die hem later kritiek opleverde, legde hij toen uit als een „beschermende muur” om de meest kwetsbaren.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data65405569-316c41.jpg)
Een unieke tweede kans
Deze tweede toespraak was een unieke tweede kans voor een premier: weer live op televisie, weer vanuit het Torentje. De omstandigheden waren deze keer een stuk moeilijker. Nederland gaat al negen maanden door de crisis heen en ligt voor een groot deel stil. Er zijn fouten gemaakt, ook door Rutte. Deze keer moest de toon anders zijn. Persoonlijker, invoelender, maar tegelijkertijd ook strenger én concreter: er hoefde minder over het virus uitgelegd te worden, maar de extra maatregelen hadden juist veel extra uitleg nodig. Mensen moesten bovendien deze keer vermanend worden toegesproken.
Een flink deel van zijn toespraak ging daaraan op, aan die maatregelen – onderverdeeld in zeven punten. Soms was Ruttes uitleg erbij zo gedetailleerd dat het nauwelijks nog leek te gaan om een toespraak waarmee de VVD-premier geschiedenis kon schrijven. De bouwmarkten gaan dicht, zei hij, maar „vooraf bestelde spullen” konden worden opgehaald. „Omdat er ook weleens iets stuk kan gaan in huis.” Hij begon ook, alsof het reclamespotje van de Rijksoverheid was, over subsidies die je kon aanvragen.
Door de lange opsomming van maatregelen leek de speech ook minutenlang op de persconferenties die Rutte al vanaf het voorjaar houdt in het ministerie van Justitie, samen met minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge (CDA).
Na ongeveer een kwartier leek Rutte zich wat minder aan te trekken van de herrie buiten en beter in de rol te komen van strenge minister-president. In het begin van de crisis had Rutte het nog vaak gehad over de eigen verantwoordelijkheid van mensen, hij was niet de meester van een klas met kinderen. Nederlanders waren „volwassen mensen”. Dat zegt hij nu al een tijdje niet meer. In de Tweede Kamer zei hij na de zomer dat hij de maatregelen misschien wat te vrijblijvend had gebracht – dat ging hij anders doen.
Zo was ook de toon van deze speech. Het woord ‘moeten’ kwam er zeventien keer in voor, in het voorjaar nog maar acht keer. Nederland móét, zei Rutte maandagavond, door „deze heel zure appel heen bijten”. En dan werd het weer beter, zei Rutte – na de strenge toon was het tijd voor perspectief. Een paar keer stelde Rutte zich op als premier die het leed van burgers begrijpt, maar de boventoon had dat niet.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65403181-a0bd46.jpg)
Begrip
Een paar keer toonde Rutte begrip. „Juist na dit jaar is de behoefte aan samen rond de kerstboom, aan gewoon en echt menselijk contact, groter dan ooit”, zei hij. Later: „We vinden het allemaal moeilijk ons 100 procent, altijd en overal, aan de regels te houden. Daar gaat het ook veel over in gesprekken tussen mensen, online en in de media – en dat snap ik.” En, zei hij: „Ik snap goed: op een gegeven moment komen de muren van je thuiskantoor op je af. We missen het contact met collega’s.”
Aan het einde leek Rutte duidelijk te willen maken dat de crisis hem ook persoonlijk raakt. Misschien kwam dat door de demonstranten buiten, die hem het gevoel konden geven dat de boodschap niet overkwam. Misschien kwam het ook door het voorbeeld dat Bondskanselier Angela Merkel gaf, toen ze in de Duitse Bondsdag een emotioneel beroep deed op de bevolking om zich aan de regels te houden. Rutte week van zijn uitgeschreven tekst af met een diepe zucht. „Het klinkt zo eenvoudig: beperk zoveel mogelijk je contacten. Maar pfffff, wat is het moeilijk.”