Het toeval hulde zich in symboliek: nadat zaterdag in het Concertgebouw het laatste werk van Louis Andriessen in première was gegaan, werd zondag vanaf hetzelfde podium teruggeblikt op het tijdperk waarvan Andriessen een van de gezichtsbepalers was. Het Concertgebouworkest bracht onder de noemer Speel Nederlands met me vier werken van eigen bodem, waaronder twee wereldpremières van jonge componisten.
Speel Nederlands met me is niet alleen een knipoog naar de hit van Kenny B. Het was ook een van de eisen die de ‘Notenkrakers’ op tafel legden na hun befaamde ‘Aktie’ van 19 november 1969. Andriessen, Reinbert de Leeuw, Peter Schat en anderen verstoorden een concert van het Concertgebouworkest met een concert van knijpkikkers omdat ze de programmering belegen vonden. Er moest meer nieuwe muziek en meer Nederlandse muziek gespeeld worden en de musici verdienden meer inspraak.
Zeggen dat er sindsdien veel gebeurd is, is een eufemisme. Een van de charmes van de theatrale Notenkrakers’ notulen van Bram Kortekaas (1989) was juist dat metaniveau: het mondige orkest van nu speelde nieuwe Nederlands muziek, waarin de discussie van een halve eeuw geleden werd opgerakeld. Als tekst gebruikte Kortekaas de notulen van een Notenkrakersdebat, die Lex Bohlmeijer bewerkte tot libretto. De veelzijdige sopraan Katharine Dain vertolkte alle standpunten, wat de onnavolgbaarheid van de twist doelbewust verhoogde. Een klein stemmetje prikte herhaaldelijk door de chaos: „Mag ik één kleine opmerking maken?”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data64975388-013a07.jpg)
Vernuftige orkestratie
Notenkrakers’ notulen begon als een hoorspel: omineuze hoogromantische bassen, dan het knijpkikkerconcert, gevolgd door opgewonden nieuwe muziek. Kortekaas, die ook politicologie studeerde, heeft een voorkeur voor niet-lyrische teksten over maatschappelijke thema’s – zo toonzette hij eerder Voetnoten van Arnon Grunberg en het FBI-dossier van Leonard Bernstein. Dat lijkt juist zijn kracht: met vernuftige orkestratie en een ontwikkeld dramaturgisch instinct maakte hij van Notenkrakers’ notulen een geslaagd ironiserend spektakelstuk.
Componist Celia Swart (1995) koos een tegenovergestelde benadering, ver van het straatrumoer. Haar Reflections voor harp en orkest ging over hoe een individu gaandeweg een eigen stem vindt. Swart begon met een tinkelend klankbeeld van spectrale belletjes en klokken, gemarmerd met golfslag en rimpelingen. Solist Remy van Kesteren emancipeerde zich uit dat klankbeeld met steeds scherpere, elektronisch vervormde nootherhalingen, die een web van in elkaar grijpende en verschuivende echo’s creëerden. Reflections was ruimtelijke, nadrukkelijke epische muziek, die zich in verschillende tijdschalen voltrok.
Van Andriessen zelf klonk geen braniemuziek van eertijds, maar het vrij recente Tapdance (2013) voor slagwerksolist en groot ensemble. Vintage Andriessen: de uitgeklede strijkersgroep, de tetterende fanfares. Solist Dominique Vleeshouwers soleerde met tapschoenzolen en op marimba. Het mooist was het minimalistische vraag-antwoord tussen orkestslagwerker Herman Rieken op kleine gongs en Vleeshouwers op pauk – een bezwerend ritueel. De prachtige Symfonie in D (1995) van anti-Notenkraker Tristan Keuris onderstreepte dat de kloof van toen wel gedicht is. Nederlandse componisten spreken met hun eigen stem.