Reportage

Armenen laten hun huizen in as achter

Nagorno-Karabach Het vredesplan tussen Armenië en Azerbeidzjan betekent ook een herverdeling van land. Dus Armeniërs bezoeken geliefde plekken nog één keer – en graven hun doden op om ze te verplaatsen.

De Russische tank die voor het middeleeuwse klooster, diep in de besneeuwde bergen van Nagorno-Karabach staat geparkeerd.
De Russische tank die voor het middeleeuwse klooster, diep in de besneeuwde bergen van Nagorno-Karabach staat geparkeerd. Foto's Karo Sahakyan

De Armeense priesters die in de kapel van Dadivank hun gebedslied aanheffen, dragen camouflagekleding over hun habijt. Het gezang dat opstijgt breekt even de gespannen sfeer. Voor het middeleeuwse klooster, diep in de al deels besneeuwde bergen van Nagorno-Karabach, staat een enorme Russische tank geparkeerd.

Zonder die tank zou deze novemberdag misschien voor normaal kunnen doorgaan. Gewoon een dag waarop Armeense mannen en vrouwen in de kapel hun gele kaarsjes aansteken en hun gebeden zeggen, om zich daarna te vergapen aan de fresco’s en de chatsjkars – kunstig in zandsteen gehouwen religieuze ornamenten.

Maar de Russische aanwezigheid is niet te missen. Zwaarbewapende soldaten bewaken de toegangsweg tot het klooster. Twee Russische vlaggen zijn gehesen ten teken dat Moskou hier de scepter zwaait.

Dertiger Marina Stepanian is vandaag met haar moeder vanuit de Karabachse hoofdstad Stepanakert naar Dadivank gekomen. „We zijn hier om het klooster voor een laatste keer te zien”, zegt ze bij de ingang. „Ze zeggen dat na vandaag de weg door Kelbajar wordt afgesloten.”

Na een bloedige, zesweekse oorlog, die zeker duizenden soldaten en enkele honderden burgers het leven kostte, sloten de leiders van Armenië en Azerbeidzjan onder leiding van de Russische president Poetin op 9 november het begin van een vredesovereenkomst. Volgens het plan zullen de bufferzones rond de kleine hoofdstad Stepanakert toevallen aan aartsvijand Azerbeidzjan. De Armenen behouden een deel van hun gebied, maar verliezen de belangrijkste van de twee toegangswegen die Armenië met Nagorno-Karabach verbinden.

Onduidelijk vredesplan

Dadivank ligt in Kelbajar, een van de regio’s die de Armeniërs moeten opgeven. Het klooster blijft echter in Armeense handen. Tweeduizend Russische vredestroepen moeten het bestand bewaken. Terwijl de Azerbeidzjanen in vreugde ontstaken, bleven etnische Armeniërs verbijsterd achter. Zij richtten hun woede op de Armeense premier Nikol Pasjinian, die een regeringscrisis net kon voorkomen.

Marina en haar moeder brachten de oorlogsweken door in de Armeense hoofdstad Jerevan. Vanwege het bestand durfden ze, net als zo’n 25.000 andere vluchtelingen, weer naar huis terug te keren. Maar het negen punten tellende vredesplan is nauwelijks uitgewerkt, en de toekomst ongewis. „Niemand weet wat gaat komen. We hopen dat de Russen ons zullen beschermen.”

Een verlaten woonhuis in Karvatsjar, waar mensen druk op zoek zijn naar bruikbaar materiaal dat ze kunnen meenemen.

Foto’s Karo Sahakyan

De Russische tank die voor het middeleeuwse klooster, diep in de besneeuwde bergen van Nagorno-Karabach staat geparkeerd.

Foto’s Karo Sahakyan

Avetis Ninasian is vandaag samen met zijn familie naar Davidank gekomen. Vanuit het dorp Martuni, in Armenië, „om een herinnering te hebben”, vertelt hij met een jongetje op zijn arm. Ze maken zoveel foto’s als ze maar kunnen, zodat de kinderen ook straks de heilige plaatsen kunnen bewonderen. „Hier staat het kruis, hier kunnen wij bidden, maar nu wordt Dadivank een plek waar je niet meer zomaar kunt komen”, zegt Ninasian. „Het is onze plicht als christenen om onze kinderen te laten begrijpen wat er is gebeurd, en wie de vijand is. Deze dag is ons vaarwel.” In de klokkentoren achter hem gaapt een leegte. Twee weken geleden hebben de priesters de klokken en andere relikwieën uit voorzorg in veiligheid gebracht.

Honderden Armeense heiligdommen bevinden zich binnenkort op Azerbeidzjaans grondgebied. En hoewel de Azerbeidzjaanse en Russische presidenten Aliyev en Poetin verzekerden dat Armeense cultuurschatten bewaard zullen blijven, werden verschillende kerken al door Azerbeidzjaanse troepen getroffen of vernield, zoals in de historische stad Sjoesji (Azerbeidzjaans: Sjoesja). Op hun beurt klagen Azerbeidzjanen over grafschennis en vandalisme door vertrekkende Armeniërs. Volgens internationale waarnemers is al grote schade aangericht aan religieuze en archeologische locaties in de regio.

Ondanks de onzekere toekomst van het klooster is priester Movses – een veertiger met een pikzwarte ringbaard en een groot kruis over zijn habijt en legervest – niet van plan om te vertrekken. „Mensen denken dat ze hier voor het laatst zijn, maar wij hopen van niet”, zegt hij in vloeiend Engels. „De broederschap van de priesters is hier. Ze zal zijn diensten blijven houden, opdat Armeniërs hier kunnen komen om te bidden, te trouwen en om gedoopt te worden. Met hulp van de Russen zal Dadivank onder Armeense controle blijven.”

De Russische vredestroepen voelen zich op hun gemak in Karabach. Ze hebben instructies uit Moskou zich netjes te gedragen en één soldaat heeft zich al laten dopen, vertelt de commandant van de eenheid. Hij wil zijn naam niet in de krant, want eigenlijk mag hij niet praten met journalisten. Maar ook hij weet niet wat de nacht zal brengen, zegt hij, wijzend op een kaart. „Volgens de overeenkomst gaat de regio Kelbajar morgen over in Azerbeidzjaanse handen, maar wij adviseren deze weg na zessen vandaag niet meer te gebruiken. Zeker Armeniërs niet – u weet wel wat ik bedoel.”

Ondanks de aanwezigheid van de Russen maken ervaringen uit het verleden dat Armeniërs er niet gerust op zijn dat de Azerbeidzjaanse soldaten de afspraken zullen respecteren. Langs de steile bergwegen van Kelbajar is die angst bijna tastbaar. Dag en nacht zijn Armeniërs in de weer huizen en schuren in brand te steken, om te voorkomen dat hun bezittingen in Azerbeidzjaanse handen vallen. Werkplaatsen en elektriciteitsmasten worden onttakeld en bomen gekapt. Zo is er tenminste materiaal en brandhout om elders een nieuw bestaan op te bouwen.

Rond een verlaten lagere school bij het gehucht Nor Getasjen beneemt een mengeling van rook, smeulend plastic, brandende kerstversiering en meubels de adem. Door de kapotte ramen van het lage, witte gebouw is te zien hoe de vlammen om zich heen grijpen. „Er was eens een eekhoorntje dat leefde in het bos en zich nergens druk om maakte”, zo begint een Russisch dictee van een zevendeklasser dat op de drempel bij de ingang ligt. Met rood zijn de fouten aangekruist. Dan begeeft het plafond het en wordt de gang van de school onder vallend puin bedolven.

Een paar kilometer verderop kringelt rook boven Karvatsjar. Een groepje mannen scharrelt door de verlaten en soms nog brandende huizen van het dorp. Ze hebben het te druk om te praten. Tussen de vele schoenen, huisraad en ingemaakte etenswaren zijn ze op zoek naar bruikbaar materiaal om mee te nemen. Rond het gemeentehuis worden paspoortkopieën en documenten door de wind meegevoerd.

Lees ook: ‘De oorlog heeft de Armeense mythe van onoverwinnelijkheid doorbroken’

Graven ruimen

Op de begraafplaats aan de rand van het dorp gapen kuilen tussen de grafhekjes. Inwoners die niet konden verkroppen dat hun dierbaren in Azerbeidzjaanse handen zouden vallen, hebben hun doden hier op het laatste moment opgegraven. Naast een van de graven ligt een houten grafdeksel met lichtpaarse kanten bekleding. De goede staat ervan doet vermoeden dat de overledene die hier naar boven is gehaald nog niet zo heel lang geleden de grond is ingegaan.

Op de tegenovergelegen berghelling staan ruïnes die het tafereel een surreële aanblik geven. Het zijn de woningen van Azerbeidzjanen die hier drie decennia geleden door Armeniërs werden verdreven. Terwijl Armeniërs hun graven ruimen, is op sociale media te zien hoe dolgelukkige Azerbeidzjanen feestvieren om hun aanstaande terugkeer naar Kelbajar te vieren.

Ik kan niet garanderen dat er niet op u wordt geschoten

Hovig Asmarian (50) verwacht weinig goeds van het geschuif met bevolkingsgroepen op het geopolitieke schaakbord dat de regio is. De Armeense Syriër kwam na het uitbreken van de oorlog in Syrië met zijn gezin vanuit Aleppo naar Karabach. Hij bracht enkele tienduizenden jonge fruitbomen mee en plantte ze in het warme zuiden van Karabach, om zijn gezin een nieuwe toekomst te geven. „Citroen-, mandarijn- en sinaasappelbomen, olijfbomen, pistachebomen en kiwi’s”, zegt Asmarian ’s avonds laat vanachter een bord noedels in een restaurant in Stepanakert. Gedurende de oorlog voorzagen hij en zijn vrouw de Armeense soldaten en internationale journalisten in de stad van gratis eten. Nu is de zaak gesloten.

Asmarian kwam in 2012 met grootse plannen. Hij wilde de mensen laten zien dat er meer is dan de beperkte keuzes die de geïsoleerde regio biedt en toonde ze hoe ze fruitbomen konden kweken. Maar olijfbomen hebben veel tijd nodig om te groeien, en de oorlog haalde hem in. „Net nu bewoners geïnteresseerd begonnen te raken in het cultiveren van olijven en Armeense organisaties wilden investeren, maakt de Turkse sultan Erdogan een einde aan ons werk”, gromt hij cynisch in zijn baard. Terwijl hijzelf als vrijwillig soldaat actief was in Stepanakert, verloor hij in het zuiden zijn land met daarop 25.000 bomen aan Azerbeidzjan.

Asmarian windt zich op over het gebrek aan betrokkenheid van de internationale gemeenschap. Hij vertelt dat de kleine Armeense bevolking het moest opnemen tegen de veel talrijker en sterkere Azerbeidzjaanse troepen. „We deden alles wat we konden. Maar wij zijn maar met 1,5 miljoen, terwijl Azerbeidzjan over ongelimiteerde olievoorraden en geld beschikt, en gesteund wordt door Turkije, militair de tweede NAVO-macht, en door Pakistan. Geen enkel land kwam ons te hulp, zelfs niet onze Russische of Franse bondgenoten.” Nu moet ook Asmarian afwachten wat gaat komen. „Er is geen overheid of leger meer, de mensen zijn alleen en niemand kan het iets schelen. Het is chaos.”

Anderhalf uur rijden naar het oosten staan twee blauwbekkende Russische vredessoldaten in de ijzige kou bij een checkpoint op de weg naar Aghdam, een stad die eens door de Armeniërs op de Azeri werd veroverd en sinds kort weer in Azerbeidzjaanse handen is. Aan de andere kant van het checkpoint, vijfhonderd meter verderop, kan in het schemerduister een groepje Azerbeidzjaanse soldaten worden ontwaard. Maar er is geen direct contact en de soldaten lijken nauwelijks een idee te hebben van de plannen aan de overkant. Op de vraag of de grens veilig genaderd kan worden, zegt een van de twee: „Ik wil u wel naar het midden begeleiden, maar ik kan niet garanderen dat er niet op u zal worden geschoten.”

Correctie 28 november: In het inzetje bij dit artikel stond dat Nagorno-Karabach 1,5 miljoen inwoners telt. Dit moet zijn: 150.000.