Foto Frank Ruiter

Interview

Hoge huren, onbetaalbare huizen. Massih Hutak strijdt tegen keihard kapitalisme

Lunchinterview Massih Hutak (28), rapper en schrijver, strijdt tegen gentrificatie en schreef daar een boek over. „Jij hebt ons niet ontdekt. Wij waren er altijd al.”

Massih Hutak (28) heeft niet één, maar twee keer moeten integreren. De eerste keer was toen hij met zijn vader en twee oudere broers vluchtte uit Afghanistan en via Pakistan en asielzoekerscentra in Hoogeveen, Helmond, Zevenaar, Crailo een vast woonadres kreeg toegewezen in Amsterdam-Noord. Dat was eind jaren negentig, hij was 11 en zat in groep 7. Hun huis in de wijk die toen nog een ‘achterstandsbuurt’ heette, voelde voor het eerst als „thuis”. „Nog voor ik mezelf Afghaan of Nederlander noem, zelfs nog voor ik me Amsterdammer noem, noem ik mezelf Noorderling.”

De tweede keer dat hij moest integreren was toen de wijk die hij de zijne noemde, werd overgenomen door nieuwe nieuwkomers. Ze kwamen met bak- en designerfietsen, begonnen moestuinen en WhatsApp-buurtgroepen. Er kwamen koffietentjes, ateliers, woongroepen en duurzame supermarkten. Scholen werden gebouwd, speelplaatsen opgeknapt, het zwembad, het park en de bibliotheek ook. En omdat hun kinderen dit jaar niet of nauwelijks met vakantie konden, bedachten de ouders deze zomer ‘vakantiestraten’ met kinderattracties. En toch is Massih Hutak, vader van een zoon van bijna twee, niet alleen maar opgetogen over de verbeteringen in de buurt waar de meeste mensen tot voor kort „nog niet dood gevonden wilden worden”. Hij is op z’n hoede.

Hij is rapper, schrijver, muzikant en kunstenaar en verwoordt weloverwogen en welbespraakt wat er in zijn ogen „verbijsterend” is. „De investeringen in de wijk zijn níét voor de mensen die daar altijd al woonden en er het langst om vroegen.” Sterker: De opknapbeurt is een voorteken dat de oorspronkelijke bewoners uit hun huizen, wijken, buurten zullen worden verdrukt en vervangen door kapitaalkrachtigere mensen. Want dat is, zegt hij, altijd en overal het resultaat van gentrificatie: een achterstandswijk wordt ‘ontdekt’ door een voorhoede van „creatievelingen” die afkomt op de lage huren en het ‘authentieke karakter’ van de volksbuurt. Nieuwe ondernemers volgen, er komen nog meer nieuwe bewoners, en vervolgens zien investeerders ineens wél heil in renovatie van huurwoningen en de bouw van nieuwe huizen. Huizen die de oorspronkelijke bewoners niet kunnen betalen, de creatievelingen trouwens ook niet meer.

Weg bewoners, weg ‘authentieke buurt’, weg ‘thuis’.

Zo is het de bewoners van de wijk Wielewaal in Rotterdam vergaan, Brooklyn in New York, Kreuzberg in Berlijn, en El Poble-sec in Barcelona en zo dreigt het af te lopen voor zijn deel van de stad waar hij de afgelopen tien, vijftien jaar de eerste ‘ontdekkers’ zag komen. „Je hebt ons niet ontdekt”, zegt hij. „Wij waren hier altijd al.” Hij en met hem de bewonersgroep ‘Verdedig Noord’ verweren zich tegen nieuwelingen met „een Columbussyndroom”, en ze verzetten zich tegen de uitverkoop van buurten en complete steden aan de allerrijksten. Hij praat over „het grootkapitaal” en „klassenstrijd” en „ongebreideld kapitalisme” alsof Karl Marx nog springlevend is. Noem hem gerust een radicaal. Zijn wapens: podcasts, rapteksten, videoclips, columns voor Het Parool en nu een boek, Jij hebt ons niet ontdekt, waarin hij de lezer meeneemt naar volkswijken in New York, Londen en Parijs waar zich al voltrok wat in Nederlandse steden gaande is.

Keihard kapitalisme

Hij heeft broodjes en smoothies gehaald bij buurtwinkel Boka’s, waar je evengoed een tosti pindakaas/banaan kunt eten als een broodje vannachi (falafel met huisgemaakte tjarmila en harissa). Hij zet alles op tafel en schuift wat hij het lekkerst vindt mijn kant op. We zitten in de ruimte die hij huurt in een voormalig kantoor van Shell – ‘broedplaats’ heet het er nu natuurlijk. Buiten, voor de deur, is het een bouwput – er wordt een busbaan aangelegd. Links en rechts staan billboards met artist’s impressions van torenflats en woonwijken in aanbouw. ‘Nog één penthouse te koop’. Een stap buiten deze deur, en hij staat in het bouwgeweld. Want dat is het, zegt hij. Structureel geweld. „Alles communiceert: dit is niet voor jou. Jij moet weg.”

De eerste verandering die hem opviel, in 2008, was de opening van een Kentucky Fried Chicken in Noord. Hij was 16 en vond het geweldig. Toen kwam er ook nog een Mediamarkt. En een parkeergarage onder het vernieuwde winkelcentrum. „Ik zei tegen mijn vader: kijk, het gaat hier goed.” Zijn vader, in Afghanistan bouwkundig ingenieur, hier taxichauffeur, antwoordde: „Dáár gaat het goed, maar hier aan de overkant van de weg wonen wij nog steeds in slecht geïsoleerde huizen en drinken giftig water uit leidingen van lood.” In Boyz n the Hood, zijn lievelingsfilm, is het ook een vader die zijn zoon uitlegt hoe de armoedige wijk waar ze altijd woonden – Compton in Los Angeles – in grote happen wordt opgekocht, opgeknapt en doorverkocht aan mensen die het wel kunnen betalen.

„Gentrificatie zou iets natuurlijks zijn. Nieuw vervangt oud, wijken veranderen, huisprijzen worden opgedreven.” Niks natuurlijks aan, zegt hij. Keihard kapitalisme is de aanjager. „Welvaart boven welzijn. Volkshuisvesting is ‘woningmarkt’ gaan heten, en een dak boven je hoofd is nu een ‘wooncarrière’.” Er valt geld te verdienen aan wat een mensenrecht is; recht op huisvesting. „Oude bewoners moeten eerst tijdelijk hun huis uit, wegens grootschalige renovatie. Ehm… nee: dat heet achterstallig onderhoud.” Bij terugkeer blijkt de oude huur gestegen. Massih doet alsof hij een kaart uit zijn binnenzak haalt en zegt: „U kunt uw oude woning natuurlijk ook kopen. Dat komt, na renovatie, op 3,5, 4 ton. O, gaat dat niet met uw modale inkomen? Nou, maar dan hebben we nog een heerlijke woning voor u, met voor- en achtertuin in Purmerend, Almere, of welke randgemeente dan ook.”

De middenklasse wordt net zo goed de wijken uit gedreven

Rustige buurt. Voor- en achtertuin. Geld toe om te verhuizen. Dat ís toch ook beter dan voor duur geld een gehorige etage zonder balkon huren? Waarom is dat erg? „Het kan best een goed alternatief zijn, maar presenteer het niet als een keuze, want dat is het niet. Je geeft mensen een nieuw huis, maar je ontneemt ze hun thuis. Je ontwortelt mensen.” Plus, zegt hij, je ontdoet de buurt van de kleur die aanvankelijk de aantrekkingskracht was voor de ‘ontdekkers’. Gentrificatie treft allang niet meer alleen de armsten, zegt hij. De ‘middenklasse’ wordt net zo goed de wijken uit gedreven. Hij huurt met zijn (werkende) vrouw een appartement in een „slecht onderhouden huis van honderd jaar oud” in Noord. „Voor veel te veel geld.”

Huren vertweeduizendvoudigd

Op dezelfde terloopse manier waarop hij vraagt of het broodje lekker was, zegt hij dat het woonbeleid crimineel is. „De overheid die moet voorzien in huisvesting, staat midden in de pandemie toe dat de huren maximaal worden verhoogd.” Bestuurders van grote steden verkopen panden, soms hele straten aan buitenlandse investeerders. „Je wéét toch hoe dat afloopt.” Londen, waar de huren in zeventig jaar tijd zijn vertweeduizendvoudigd. Parijs, waar zelfs de buitenwijken in de buitenring onbetaalbaar worden sinds er een metrolijn naartoe gaat. Nee, dan Berlijn. Dáár is de overheid tot inkeer gekomen. „Er is een huurplafond afgekondigd, en de gemeente koopt vastgoed terug.”

Lees ook: Hoe Duitse activisten strijden tegen de hoge huurprijzen in Berlijn

Om even te psychologiseren: is zijn hang naar een „thuis” misschien net iets groter omdat het lang duurde voor hij het vond? „Ik heb me als kind nooit ontheemd gevoeld”, zegt hij. Met dank aan zijn broers en vader – zijn moeder overleed in Pakistan, hij was 6. En dankzij de vrijwilligers die zich over hem ontfermden. Juf Astrid, juf Ingrid, meneer Anton. Hij staat op om de klassenfoto van zijn bureau te pakken. Groep 7, juf Tries op de basisschool in Amsterdam. „Je bent een baas als je me herkent.” Drie keer mis. Hij is het breed lachende jongetje in het midden, geblondeerde pieken, brutale blik. Hij vóélt zich thuis. Misschien juist daarom is het lastig om te ervaren hoe ándere nieuwkomers zich verhouden tot de buurten die ze bevolken.

„Micro-agressie bestaat niet, ik noem het agressie.” Het zit hem wel in de kleine gebaren. „Het begint met ons groeten.” In een van zijn raps zegt hij: „Jij leeft duurzaam, maar ik zie je nooit in de buurt staan.” Hij maakt onderscheid tussen buurtbewoners en buurtgebruikers. De meeste nieuwelingen werken niet waar ze wonen – projectontwikkelaars adverteren niet voor niks met de ‘unieke ligging’ vlakbij de snelweg. „Buurtgebruikers komen overdag niet in de buurtwinkels, hun boodschappen worden ’s avonds thuisbezorgd. Ze leven individualistisch, omdat zij het zich kunnen permitteren van niemand afhankelijk te zijn.” Hun kinderen gaan naar nieuw gebouwde scholen, en er is altijd wel een ouder met „een kort lijntje naar de wethouder” die wat extraatjes kan regelen.

En over die buurtfeesten. Hij twijfelt niet aan de goede bedoelingen. „Het is altijd voor de héle buurt.” Maar beslis niet op eigen houtje dat de straat wel een dagje zonder parkeerplaatsen kan – want auto’s zijn toch lelijk en slecht voor het milieu. „Ja, dat vind jíj. Maar niet iedereen vindt wat jij vindt. Voor veel bewoners is hun auto een primaire levensbehoefte. Daar kan je niet overheen walsen.” Liever dan ‘gedraag je’ gebruikt hij het Duitse woord ‘verhalten’. Verhoud je. „Wees welkom in de wijk. Maar het zou je sieren als je een iets nederiger rol aan zou nemen. Observeer de omgeving waarin je terecht bent gekomen, voor je die ongevraagd gaat ‘verbeteren’.” Wie inclusief wil leven, zegt hij, moet ook inclusief doen. „Mét ons, niet voor ons.”