Er is eindelijk zicht op een effectief vaccin tegen Covid-19. Maar er zijn niet meteen genoeg vaccins voor iedereen. Dat betekent dat er moeilijke keuzes moeten worden gemaakt over wie er voorrang heeft. De Gezondheidsraad adviseerde de minister van Volksgezondheid vorige week om het vaccin eerst aan te bieden aan 60-plussers en mensen met onderliggende aandoeningen. De Gezondheidsraad geeft deze groepen prioriteit omdat dit inzet op de vermindering van sterfte en ziekte. Ouderen en ernstig zieken lopen in die zin het meeste risico.
Aan de focus op het redden van zoveel mogelijk levens kleeft een probleem: het kan de sociale ongelijkheid in Nederland verergeren. Bij het voorrang geven op basis van leeftijd en ziekte dreigen groepen sociaal kwetsbare mensen het onderspit te delven, terwijl juist deze mensen vaak al harder getroffen worden door de coronacrisis. Daar is te weinig aandacht voor, en in de politiek is er weinig „animo” om deze kwetsbare groepen eerst te helpen, schreef NRC.
In de gezondheidszorg moeten vaker keuzes worden gemaakt over de verdeling van schaarse middelen. Hierbij zijn er grofweg twee benaderingen. De eerste gaat uit van het utiliteitsprincipe, waarbij vooral naar de uitkomsten wordt gekeken (grootste gezondheidswinst, minste economische consequenties). In de tweede benadering worden beslissingen getoetst aan morele uitgangspunten in de zorg, zoals de menselijke waardigheid, integriteit en gelijkheid. De Gezondheidsraad kiest in eerste instantie voor het eerste uitgangspunt met als doel ‘de meeste gezondheidswinst’.
De Wereldgezondheidsorganisatie is kritisch over een te utilistische benadering bij het bepalen van welke groepen het Covid-vaccin het eerste krijgen. Zij waarschuwt in een advies dat een verdeling enkel op basis van dit principe kwetsbare groepen kan benadelen, terwijl deze mensen veelal al met een gezondheidsachterstand kampen, die vaak ook samenhangt met een sociale achterstand. Denk aan de mensen die werkloos zijn, mensen die een onzekere verblijfsstatus hebben, of een fysieke beperking, en mensen in de gevangenis. Deze groepen mensen leven vaak in omstandigheden met een hoger risico om besmet te worden. Als ze Covid-19 krijgen, hebben ze minder middelen om zichzelf te beschermen en te verzorgen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak verminderde werkzekerheid, onvoldoende (veilige) woonruimte en een zwakker sociaal vangnet. Bovendien kampen deze groepen mensen vaak met een aantal overlappende risico’s, waaronder een lagere (gezonde) levensverwachting. Deze Nederlanders ervaren misschien minder directe gezondheidsimpact en mortaliteit van het virus, maar hebben juist weer veel meer last van de sociaal-economische impact van het virus, terwijl het tegelijkertijd een relatief kleine groep is.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data64548139-954dca.jpg)
Ethische principes zwaarder meewegen
Door deze gevaarlijke cocktail van factoren op een meer achtergestelde plek kunnen sociaal kwetsbare mensen het onderspit delven bij de verstrekking van het vaccin. Hierdoor worden bestaande ongelijkheden en onrechtvaardigheden in de samenleving juist vergroot.
Daarom moeten ethische principes als wederkerigheid, menselijke waardigheid en rechtvaardigheid zwaarder meewegen bij het vaststellen wie voorrang krijgt in het vaccinatieprogramma, en moet er aandacht zijn voor bescherming tegen risico’s die samenhangen met sociale kwetsbaarheid. Daarvoor zou alvast een goede analyse gemaakt moeten worden van de effecten van Covid-19 aan de hand van gezondheidsgegevens op basis van meerdere onderliggende determinanten zoals etnische of migratieachtergrond, taal, inkomen en woningsituatie. Ook is het van belang dat de overheid mensen die sociaal kwetsbaar zijn betrekt in het beslissingsproces, door met vertegenwoordigers van deze groepen mensen te praten over waar de nood het hoogst is. Zo kan het vaccinatiebeleid beter worden toegesneden.
De vaccins zijn nog niet in het land. Nu is hét moment om te bepalen op welke manier meerdere soorten kwetsbaarheid kunnen worden meegewogen bij de verstrekking van het Covid-vaccin, naast de gezondheidsdoelen die evident van groot belang zijn.