Recensie

Recensie Beeldende kunst

Voor architecten die de stad socialer willen maken is weinig eer te behalen

Alle architectuur in het Jaarboek 2019/2020 is op traditionele wijze tot stand gekomen. Met de gedroomde vernieuwing is het niets geworden.

Het nieuwe Forum aan de Grote Markt in Groningen dat vorig jaar in november werd geopend.
Het nieuwe Forum aan de Grote Markt in Groningen dat vorig jaar in november werd geopend. Foto Peter Wiersema

Een nieuwe generatie architecten werd in 2013 gelanceerd in Reactivate!. De 46 in het manifestachtige boek gepresenteerde architectenbureaus vormden een bont gezelschap. „De vernieuwers van de Nederlandse architectuur”, waren geen „esthetische pragmatisten”, maar wilden de wereld „socialer” en „duurzamer” maken. En dat konden de „performatieve” of „reactivistische” architecten alleen als ze zich niet beperkten tot ontwerpen, maar ook „antropoloog, politicus, stedenbouwkundige en psycholoog” waren.

De architect als nieuwe homo universalis was een ernstig geval van wat OMA-architect Reinier de Graaf in deze krant een „tragische vorm van zelfoverschatting” noemde. Niet alleen hebben architecten veel minder macht dan ze denken, ook is hun zeggenschap over hun ontwerpen in het neo-liberale tijdperk beperkt.

Met de vernieuwing van de Nederlandse architectuur is het dan ook niets geworden: de ‘reactivistische’ architect bleek een doodgeboren kind. Toch duikt de Nieuwe Architect weer op in het Jaarboek Architectuur in Nederland 2019/2020. „In de afgelopen tien jaar heeft de architect een metamorfose ondergaan waarbij hij in aanvulling op zijn rol van kunstenaar en ambachtsman ook die van onderzoeker, opdrachtgever, ontwikkelaar en bruggenbouwer op zich nam”, schrijven de drie Jaarboek-redacteuren in hun inleiding op de presentaties van 25 gebouwen en vier essays.

Vreemd genoeg is er geen spoor te bekennen van de gedaanteverandering van de architecten van de uitverkoren gebouwen, waaronder Het Forum in Groningen van NL architects en het Park Paviljoen op de Hoge Veluwe van De Zwarte Hond/Monadnock. Alle architectuur in het Jaarboek is op orthodoxe wijze tot stand gekomen, met de architecten in een traditionele rol.

Lees ook: Waar komt die fascinatie voor ‘zwevende’ architectuur vandaan?

Nog vreemder is dat dit de drie Jaarboek-redacteuren zelf ook niet is ontgaan. Zo schrijven ze in hun inleiding al dat de architect de afgelopen jaren verder in een keurslijf is geperst. Ook merken ze op dat stadsvernieuwing, waar veel architecten zich mee bezighouden, lang niet altijd bijdraagt aan een ‘rechtvaardige stad’. Zelfs verschillende woningcomplexen die in het Jaarboek zijn opgenomen, zoals Fenix 1 van Mei architecten in Rotterdam, leiden tot gentrification, stellen ze vast.

In zijn essay Burning down the house legt Teun van den Ende uit wat de oorzaak hiervan is: de liberalisering van de woningmarkt die de afgelopen 25 jaar stapsgewijs is ingevoerd. Die heeft niet alleen geleid tot de nieuwe woningnood, maar ook tot een ongekende stijging van de huizenprijzen die het wonen in grote steden als Amsterdam nu ook voor de middenklasse onbereikbaar heeft gemaakt. Gebouwen en woningen zijn nu vastgoed geworden, waarin beleggers uit binnen- en buitenland graag investeren. Maar aan architectuur die beleggingsobject is geworden valt geen eer meer te behalen voor architecten die de stad ‘socialer’ willen maken, stelt Van den Ende somber vast: „De geestdrift die in het verleden van het ontwerp van de woningbouwarchitectuur afspatte, is schaars geworden.”