In White Cube richt Renzo Martens zijn pijlen op de kunstwereld die zo graag geëngageerde kunst maakt, maar feitelijk bar weinig doet voor de mensen om wie het gaat. Zelf verdiende Martens ook goed aan zijn in Congo gefilmde controversiële documentaire Enjoy Poverty (2008), ter plekke bleef de bevolking schijnbaar met lege handen achter.
In White Cube zien we Martens met vallen en opstaan pogingen doen om toch iets terug te doen. Met Congolese plantage-arbeiders wil hij kunst maken die ook henzelf ten goede komt. In eerste instantie is de film een aaneenschakeling van mislukkingen. Tegelijk horen we hoe weinig arbeiders verdienen en komt de kijker een en ander te weten over conflicten met werkgever Unilever.
Martens’ tweede poging is succesvoller. The New York Times bejubelde de kunst die Martens maakte met de bewoners van het Congolese Lusanga. Galeriebezoekers wapperen met bankbiljetten én het geld belandt uiteindelijk bij de lokale bevolking.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/11/data63978938-012cc5.jpg)
De filmstijl van White Cube versterkt een tastend gevoel met veel wiebelige beelden van de palmolie-plantages, wisselende voice-overs, en Martens die opzichtig worstelt met zijn eigen rol. Het ene moment is hij ‘de witte man’ die zijn medewerkers dirigeert, een rol die hij ook speelde in Enjoy Poverty; dan is hij weer een gevoelige en twijfelende kunstenaar. Ook worden er zoveel misstanden aangekaart, dat er geen tijd is om de verbanden uit te diepen die Martens legt. En hoewel Lusanga als slottriomf een eigen expositieruimte krijgt, blijven de gedachten over de rol van kunst bij gentrificatie steken in soundbites.
De kijker blijft vooral met vragen achter. Dat hoeft op zich geen bezwaar te zijn. White Cube is een spiegel voor de kunstwereld – met alle tegenstrijdigheden van die wereld. Martens heeft zijn werk gedaan door de vinger op de zere plek te leggen.