Vrouwen worden liever loodgietster dan loodgieter. „Tegenwoordig mag je geen neerlandicus meer zeggen tegen een vrouw”, merkte Jeroen van Merwijk in het radioprogramma De Taalstaat (14 november) op. „Daar is door feministen hard voor gestreden.” Hè, verdorie, die vrouwen ook! Waarom zijn ze niet gewoon blij met wat ze hebben? Waarom wil een vrouw nu weer neerlandica heten?
Onze taal heeft geen neutrale beroepsnamen, ook al dachten we lang van wel. Want we dachten: als we een beroep in een eenduidige (lees: mannelijke) vorm benoemen, wordt dat vanzelf de term waarmee iederéén zich definieert die dat beroep uitoefent: neerlandicus, journalist, loodgieter, vroedvrouw, allemaal ‘m/v’.
Veel keus hebben we niet. In onze taal kunnen we slechts onderscheid maken tussen de mannelijke en vrouwelijke vorm. En die zijn allesbehalve waardevrij. Zo wint een kokkin niet snel een Michelinster. Een lerares kent iedereen. Maar een hooglerares? Een vrouw die rechter is, zal zich nooit ‘rechtster’ noemen. Zelfs bij het woord ‘persoon’ denken veel mensen als eerste aan een man.
Onderscheidingsteken
Ooit was voor vrouwen de keuze op de arbeidsmarkt beperkt tot beroepen die op ‘-juf’ of ‘-vrouw’ eindigen: peuterjuf, koffiejuffrouw, wasvrouw. Toen vrouwen in meer takken van sport gingen meedoen, wilden ze zich daarin als vrouw onderscheiden van hun vakbroeders. Dus kwamen er neerlandica’s, journalistes en loodgietsters. Dat was niet voor de show. Nee, met de vrouwelijke vorm drukten ze uit wie ze waren. En ze moedigden andere vrouwen en meiden aan om hetzelfde vak te kiezen: ‘Ja, jij! Ook jij kunt loodgietster worden.’
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data62877865-f9d1a2.jpg)
Meiden voelen zich blijkbaar eerder aangesproken door advertenties waarin een loodgieter/ loodgietster wordt gezocht dan uitsluitend een loodgieter. Voor jongens maakt het niet uit; zij tonen evenveel interesse. Ook reageren meisjes aantoonbaar meer op advertenties met een vrouwelijke beroepsnaam en komen zij vaker uit de bus als beste kandidaat. Dat ontdekte de Belgische taalwetenschapper Dries Vervecken. Hetzelfde resultaat boekte taalkundige Lisa Horvath met haar onderzoek uit 2016.
De tijd beïnvloedt manier waarop wij beroepen aanduiden. Vrouwen kunnen ervoor zorgen dat we de vrouwelijke vorm niet langer automatisch associëren met lichtgewicht-functies. Dat we bij een ‘schrijfster’ aan een Booker Prize-winnaar denken en bij ‘hooglerares’ aan terrorisme-expert Beatrice de Graaf.
Werk- en zorgtaken
Laten we vrouwen die met hun werkzaamheden de aandacht trekken, dan ook niet meer vragen hoe zij werk en gezin combineren. Horen we dat tóch dolgraag, dan krijgen mannen in interviews de vraag voorgelegd: hoe vinden zij de balans tussen werk- en zorgtaken? Ieder mens zorgt immers, al is het maar voor zichzelf.
De Duitse minister van Justitie Christine Lambrecht liet in oktober in de conceptversie van een wettekst vrouwelijke uitgangen toepassen waar anders de mannelijke uitgangen hadden gestaan. Immers, als vrouwen zich altijd aangesproken moeten voelen door de mannelijke vorm, dan konden mannen zich volgens haar net zo vinden in de algemeen bedoelde vrouwelijke vorm. Daar bleken mannen grote moeite mee te hebben. Tja. Het valt niet mee om niet de norm te zijn, als je dat gewend bent.