‘Welkom in klein Perzië”, grapt Ali Asghar Seyed-Gohrab (52) wanneer ik zijn werkkamer op de universiteit binnenstap. De Leidse universitair hoofddocent Perzische taal en literatuur is er omgeven door tot de nok toe gevulde boekenkasten. Aan de muur enkele uitvergrote en ingelijste Perzische kunstminiaturen, met daarop kleurige taferelen. Boven zijn bureau een Perzische kalligrafietekst: ‘Ook dit gaat voorbij’. Op een rommelige tafel: boeken van belangrijke, middeleeuwse Perzische dichters, in het Perzisch maar ook in vertalingen. Zoals dit gedicht van Omar Khayyam (1048-1131), vertaald door J.T.P de Bruijn:
De rondgang van ons komen en ons gaan Daar vind je geen begin, geen einde aan. De ware zin heeft niemand nog verstaan: Vanwaar dit komen en waarheen dit gaan!
Nu overal de tuin vol rozen staat Past het dat ook bij ons de wijn rondgaat. Denk even niet aan hoeri’s, paradijs of hel: Daarover wordt al veel te veel gepraat.
Het is de ideale omgeving voor een gesprek, maar dat voeren we niet in deze kleine, knusse ruimte aan de Witte Singel – ook hier gelden de onverbiddelijke coronaregels. We praten in de aula van een campusgebouw verderop, op gepaste afstand van elkaar.
Het gesprek heeft plaats een week na de onthoofding van de Franse leraar Samuel Paty, die tijdens zijn lessen Mohammed-cartoons liet zien. Dus beginnen we daarover: voor Seyed-Gohrab , onlangs benoemd tot hoogleraar Perzische en Iraanse Studies in Utrecht , is de gebeurtenis in zekere zin ook een persoonlijke kwestie – het raakt aan zijn vakgebied. „Als docent denk ik: hoe is het mogelijk? Hier, in West-Europa? Hoe veilig ben je eigenlijk als je over bepaalde onderwerpen schrijft of onderwijst?”
Radicalisme, geweld – ja, dat is ook de islam. En daar gaat bijna alle aandacht naar uit, weet hij. Maar er is ook een andere kant, die we zonet zagen in zijn werkkamer. „Dat is de islam die van oudsher teruggetrokken is. Die heel vroom is, en zelfkritisch, met aandacht voor kunst, cultuur en schoonheid.”
Er is ook een van oudsher teruggetrokken islam
Schoonheid: dat is waarmee hij zich heeft omringd. En schoonheid is wat hij ook aan anderen wil laten zien. Een cv met op zijn naam tal van wetenschappelijke artikelen, boeken en vertalingen, verraadt toewijding en passie. Dankzij de boeken die hij schrijft is hij een autoriteit op zijn gebied. Maar hij laat zich niet gelden: je komt hem niet tegen in talkshows of op opiniepagina’s van kranten.
Het is een soort bescheidenheid, lijkt het: zijn boeken moeten het werk doen. Seyed-Gohrab gelooft in het aanschouwelijk maken van de onbekende – en onderbelichte – kant van een rijke, islamitische cultuur. Zelf raakt hij er nog altijd door begeesterd. „Als ik bezig ben een deel van een hoofdstuk te schrijven, sta ik soms diep in de nacht op en dan ga ik op zoek naar die ene passage of dichtregel die ik eerder heb gelezen maar niet meer weet waar.” Hij noemt het „een lokroep”.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/11/data64559795-398f11.jpg)
Foto Frank Ruiter
Ali Asghar Seyed-Gohrab is geboren in Teheran. Op zijn 18de ontvluchtte hij zijn geboorteland, op het hoogtepunt van de Irak-Iran-oorlog (1980-1988), toen Iraanse steden hevig gebombardeerd werden. „Iedere avond zag ik twee van die sterretjes – Iraakse straaljagers. Vervolgens hoorde je een knal, je wist niet waar, maar ik dacht altijd: ieder moment kunnen we zelf aan de beurt komen. We hadden ook geen schuilkelders en zaten met de hele familie bij mijn grootouders. We wilden bij elkaar zijn. Als we dood zouden gaan, dan tenminste samen.”
Ook de Iraanse Revolutie van 1979 maakt Seyed-Gohrab bewust mee. De dood was overal, zegt hij. „De bloedsporen op straat na een neergeslagen demonstratie, de intense rouwperiodes daarna. Het was heel deprimerend.” Het gezin vluchtte naar Nederland, zijn vader in 1980, de rest van de familie in de jaren erna.
Toen Seyed-Gohrab in 1986 aankwam, stonden de oude koffers nog klaar voor terugkeer. „In hun beleving was dit land nog altijd een tijdelijke verblijfplaats.” Zelf begreep hij dat de vlucht onomkeerbaar was. En na een studie Engelse taal en literatuur, en vervolgens een studie Iranistiek, besloot hij zich te specialiseren in Perzische studies en islamitische mystiek, als tegenwicht voor het islamitisch geweld waar zijn familie zo onder had geleden.
Veel gevluchte Iraniërs willen niets meer te maken hebben met de islam, wat goed voor te stellen is. U koos er juist voor om u erin te verdiepen?
„Zonder de islam kun je de overweldigende culturele traditie van de Perzische wereld niet begrijpen. Architectuur, schilderkunst, poëzie, zelfs de exacte wetenschappen zoals wiskunde – zodra je je in de cultuur gaat verdiepen kom je de islam tegen. Ik ben wetenschapper, en ik ben gefascineerd door mensen die betekenis geven aan hun leven via kunst – en in de Iraanse wereld is dat bijzonder vaak religieuze kunst. Hoe zou je de Nederlandse literatuur kunnen bestuderen zonder je in het christendom te verdiepen?”
Een andere belangrijke reden is dat de traditie nog springlevend is. Zoals het gedicht waarmee dit artikel begint: het had nu gemaakt kunnen zijn. Wat hem ook intrigeert is dat die oude traditie nog altijd weerklank vindt. „Wat beweegt bijvoorbeeld iemand in Bosnië om middeleeuwse werken van Perzische mystici en dichters als Saadi, Rumi en Hafez, die ooit duizenden kilometers verderop leefden, te bestuderen? En ook dezelfde eeuwenoude traditie over te nemen? Op de antwoorden van die vragen raak ik niet uitgelezen en uitgeschreven.”
Ambiguïteit is een vast bestanddeel van de islamitische cultuur
De islam heeft vele gezichten. En het tonen van die veelkleurigheid heeft hij tot een persoonlijke missie verheven. „En daarmee wil ik geen oordeel geven. Ik vertel wat ik zie, als wetenschapper.” Onder andere bij het studievak soefisme, de mystieke stroming binnen de islam. In zijn boek Soefisme. Een levende traditie (2015) laat Seyed-Gohrab zien hoe vanaf de achtste eeuw islamitische asceten in wollen kleding (soef) zich afzijdig hielden van religieuze dogma’s, om zich persoonlijk te verhouden tot God. Dat uitte zich in meditaties, poëzie, zang en dans. „De soefi beschouwt zich als gescheiden van God én verlangt naar een terugkeer naar God”, legt hij uit. „En formele religieuze wetten leiden juist af van dat verlangen.” Hij geeft het voorbeeld van Hafez e-Shiraz (1315-1390), die met zijn gedichten de islamitische juristen provoceerde door te spotten met rechtlijnige leefregels. Seyed-Gohrab vertaalt:
In het wijnhuis van de Magiërs zie ik het licht van God: Kijk! Wat een wonder! Wat een licht, vanwaar komt het? Oh pelgrim naar Gods Huis! Pronk niet met je vroomheid, Want jij ziet het Huis, ik zie de eigenaar van het Huis.
„Dit soort gedichten wordt nu gebruikt door Iraniërs om de ayatollahs te bekritiseren, maar het is veel meer dan dat”, zegt Seyed-Gohrab. Hij haalt het voorbeeld aan van de onlangs overleden Iraanse zanger Mohammed-Reza Shajarian (1940-2020), die klassieke Perzische poëzie vertolkte. „Als student luisterde ik dag en nacht naar hem. In een van zijn albums zingt hij gedichten van Hafez, over leven in ballingschap. De persona van het gedicht herinnert zich de tijden van samenzijn met vrienden maar nu is hij alleen. Herinnering is alles wat hij heeft; herinnering wordt zijn metgezel.”
Ook dit is die andere kant van de islam die u over het voetlicht wil brengen?
„Ik wil laten zien dat de ambiguïteit, de dubbelzinnigheid van het leven, ook een vast bestanddeel vormt van de islamitische cultuur. In de loop der eeuwen wist het soefisme onderdeel te worden van de mainstream. Het heeft eeuwenlang vormgegeven aan rituelen, kunst, muziek en literatuur. Als je dat allemaal weghaalt bij mensen, wat hou je dan over? Een droge tekst, een baard en een gewaad. Maar dat is niet wat de islam lange tijd is geweest – en nog steeds is.”
Hoe wilt u die boodschap overbrengen op het grote publiek?
„Dat is natuurlijk de uitdaging. Schoonheid heeft geen nieuwswaarde voor het achtuurjournaal. Met mijn lezingen en het schrijven van populair-wetenschappelijke boeken, blogs en workshops, in samenwerking met musea, probeer ik het voor elkaar te krijgen dat er meer aandacht komt voor die kant van de islam. Ik geloof heilig in kennisoverdracht. Maar dit onderwerp laat zich nou eenmaal moeilijk vangen in een snel en begrijpelijk format.”
Het grote publiek wordt wél bereikt door Hollywoodsterren die weglopen met het soefisme. Zoals Brad Pitt, met zijn tatoeage van een soefi-gedicht op zijn arm. Wat vindt u daarvan?
„Dat is dan weer het probleem dat ik heb met de popularisering van het soefisme – dat de diepgaande wijsheden mooi worden gevonden, maar worden losgekoppeld van de islam. Niemand die bij het zien van zo’n citaat zegt ‘oh, dus dit is ook islam’, terwijl het allemaal onlosmakelijk met elkaar verbonden is.”
U verdiept zich in dichters en mystici die bijna een millennium geleden leefden. Hun wereld was anders, hun denken was anders. Wat maakt dat u toch elke dag weer geïnteresseerd kan zijn?
„Als je iets moois ziet, dan wil je blijven kijken. Net als naar de zon die ondergaat en de zon die opkomt, twee momenten die heel subliem zijn – en het verveelt nooit, iedere keer is het anders. Dat is dus ook zo met dichtkunst, kalligrafie, architectuur, schilderkunst: ik kan er eindeloos naar kijken en blijf me verwonderen. Ik vind esthetiek heel belangrijk.”
Neem de schilderkunst, zegt hij, waarvan hij al die voorbeelden in zijn werkkamer heeft hangen. „Als ik denk aan de miniatuurkunst, waarbij schilders soms met een kwastje van twee of drie haren uit de hals van een kitten een tafereel hebben afgebeeld, waar je ieder keer iets nieuws in ontdekt, dan raakt dat me echt.”
De zon die ondergaat, de zon die opkomt: iets moois zien verveelt nooit
Op een muur in zijn werkkamer heeft hij een miniatuur waarop een polospel is afgebeeld. Het vertelt het verhaal van een arme mysticus die verliefd is geworden op een koning en die opeens op het veld verschijnt om polo te spelen. Een allegorie, zegt Seyed-Gohrab. „Dit gaat over de wens één te worden met het goddelijke.”
Ook spitsvondigheid draagt bij aan het waarderen van schoonheid, zegt hij. Neem de rietfluit in het leerdicht van Jalal ad-Din Rumi (1207-1273), de beroemdste islamitische mysticus (vertaald door J.T.P de Bruijn):
Sinds ik uit het riet werd weggesneden, Klagen mannen en vrouwen in mijn gefluit. De scheiding moet mijn borst doorboren, Opdat ik zeg hoe ik lijd door verlangen. Ieder die van zijn oorsprong is verdreven, Wil terug naar de tijd van samenzijn.
„Gesneden uit het rietveld vertelt het riet zijn verhaal van scheiding, hoe hij een symbool is van de verbannen mensenziel die hunkert naar zijn oorsprong. En het is op zoveel manieren mooi. Het is een fluit gemaakt van riet, dus de muziek ervan vertelt een verhaal zonder woorden, het is vooral een klagelijk geluid. De fluit is afgesneden van het riet, hij is leeg van binnen, en het gedicht gaat over afgesneden zijn en de pijn die dat teweegbrengt. Ook zijn er zeven gaten in geboord, zoals er zeven hemelen zijn. Op alle niveaus is de vergelijking prachtig. Zoals de Nederlandse dichter M. Vasalis het verwoordde: ‘En niet het snijden doet zo’n pijn maar het afgesneden zijn.’”
Er is nog zoveel om te ontdekken, zegt hij. „De zoektocht naar kennis leert ons nadenken en reflecteren – en leert ons onszelf beter kennen.”