Ook de topambtenaar kreeg buikpijn, maar er veranderde niets

Onderzoek Toeslagenaffaire De eerste dag van de verhoren over de Belastingdienst gaf een beeld van twee werelden: de ambtenarij en de politiek.

Voormalig Belastingdienstdirecteur Hans Blokpoel tijdens de eerste zittingsdag van het parlementaire onderzoek naar de Toeslagenaffaire.
Voormalig Belastingdienstdirecteur Hans Blokpoel tijdens de eerste zittingsdag van het parlementaire onderzoek naar de Toeslagenaffaire. FOTO REMKO DE WAAL/ANP

„Ik wil u graag de gelegenheid geven het beeld dat ik van u heb gekregen nog bij te stellen. Ik denk dat dat fair is.” Met die woorden gaf commissievoorzitter Chris van Dam (CDA) aan dat hij het relaas van voormalig Belastingdienstbaas Hans Blokpoel voor de parlementaire onderzoekscommissie naar de Toeslagenaffaire niet erg geloofwaardig vond. De topambtenaar haalde, aan het eind van zijn bijna twee uur durende verhoor, diep adem, zei naar zijn „beste eer en kunnen” eerlijk op alle vragen te hebben geantwoord. En wenste de commissie „heel veel succes met uw klus”.

De eerste verhoordag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag gaf een aardig voorproefje van wat de komende twee weken vaker zal gebeuren. Aan de ene kant van de tafel: een kritische en getergde commissie van acht Tweede Kamerleden die met het onder ede uithoren van enkele hoofdrolspelers antwoord wil krijgen op de vraag waarom de fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslagen jarenlang zo uit de hand heeft kunnen lopen. En aan de andere kant een lange rij van topambtenaren en politici die ieder op hun eigen manier duidelijk zullen willen maken dat ook zij de affaire verschrikkelijk vinden, maar dat hun eigen rol in het geheel beperkt is geweest.

‘Snoeihard’

Hans Blokpoel, van 2010 tot eind 2016 Algemeen directeur Belastingen bij de Belastingdienst, vertelde dat hij al vroeg na de oprichting van een speciaal fraudeteam „heel veel buikpijn” had gekregen van de hardheid van het toeslagensysteem. Hij hoorde wel de verhalen dat bij ouders die soms maar een klein foutje hadden gemaakt, meteen een heel jaarbedrag aan kinderopvangtoeslag werd stopgezet en teruggevorderd. Dat bleek voor ontvangers van toeslagen nu eenmaal veel harder in de wet te zijn bepaald, dan voor belastingbetalers die een foutje in de aangifte maken.

Lees ook: Hoe gedupeerde ouders hun verhaal kwijt konden bij de premier

Hij had het daar met zijn hoogste baas, directeur-generaal Peter Veld, vaak over gehad, en soms ook wel met toenmalig staatssecretaris Eric Wiebes (VVD). Het was zo „snoeihard”. „Kan dat nou niet anders?” Ook anderen drongen er bij de politieke leiding of bij beleidsmakers van het ministerie van Sociale Zaken op aan om de wet aan te passen. Maar nee, er veranderde niets in het beleid. Uiteindelijk, zei Blokpoel, was het voor ambtenaren van de afdeling Toeslagen „gewoon onmogelijk om de wet niet uit te voeren”. 

Dat vonden de hoofdondervragers van Blokpoel, GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee en Renske Leijten van de SP, niet erg plausibel. Hij was immers directeur van de Belastingdienst, en in die hoedanigheid ook verantwoordelijk voor het speciale CAF-team dat vanaf 2013 onderzoek deed naar vermoedens van fraude bij gastouderbureaus en kinderopvangbedrijven. Blokpoel noemde zichzelf zelfs „huisbaas” van het CAF-team, maar hoe er binnen dat team over misstanden in de fraudeaanpak werd gesproken, daar kreeg hij maar weinig van mee. Leijten en Van de Lee citeerden uit vergaderverslagen, maar die had Blokpoel lang niet allemaal voorbij zien komen.

Moedeloos zuchten

Vaak ook moest Blokpoel erkennen dat hij vragen niet kón beantwoorden. Hij was immers hoofd van de directie Belastingen – „de fiscaliteit” – en niet van Toeslagen. Op dossiers over individuele ouders die bij fraudeonderzoek bij kinderopvanginstellingen werden gemangeld, had hij geen enkel zicht.

De Kamerleden baseerden zich bij veel hypotheses op „gevorderde documenten”, die ze boven tafel hadden gekregen. Daarin kwam de naam van Hans Blokpoel vaak voor. Hij stond intern bij de Belastingdienst bekend als een „doortastende ambtenaar” die „geen tegenspraak duldt”. Hij reageerde op dit soort uitspraken steevast met: „Daar heb ik net een ander beeld bij.”

Moedeloos hoorde je de Kamerleden soms zuchten. En Blokpoel suggereerde geregeld dat ze bepaalde vragen vooral moesten stellen aan zijn voormalige collega’s die de komende dagen nog langskomen.