In een weinig opwekkend advies over de toenemende personeelstekorten in de gezondheidszorg sprongen deze twee zinnen er voor mij uit. „Binnen zorg en welzijn is in de afgelopen decennia steeds meer een cultuur ontstaan waarin bedrijfsmatig naar de zorgverlening gekeken wordt in termen van productie, budgetten en ratio’s en zorgprofessionals als in te zetten middelen (fte’s). Deze managerial werkelijkheid is steeds verder af komen staan van de werkelijkheid op de werkvloer, waar zorgprofessionals zich inzetten voor zo goed mogelijke zorg.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data64340528-1e8886.png)
Het publieke debat over de zorg gaat meestal niet over zorg en werkplezier, maar over geld. Zoals hogere salarissen. Dat is klassieke marktwerking. Geld is waardering. Bied meer geld en mensen stappen over uit andere sectoren. Het grappige is dat politieke partijen die weinig op hebben met marktwerking (SP, PvdA, PVV) dat argument gebruiken, terwijl pro-markt-partij VVD juist tegen is.
Dé zorg van elke minister van Financiën is tegenwoordig: de zorg. De groei van de zorgkosten slokt de komende jaren alle financiële ruimte van de overheid op, waarschuwde onlangs de zogeheten Studiegroep Begrotingsruimte van topambtenaren. Zij schetsen het financiële kader voor de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. In middellangetermijnramingen van het Centraal Planbureau is de onstuitbare zorgkostentrend een vast onderwerp.
Misschien krijgt het daarom nooit veel aandacht. Want politici (en hun kiezers?) kijken naar wat zíj kunnen veranderen, niet naar wat hetzelfde blijft.
De cijfers leggen een vertrouwensbreuk bloot die Nederland zich nu niet kan permitteren
Maar de échte zorgen zitten dieper. Die zitten bij de mensen die het dagelijkse werk doen. De vergrijzing is dé banenmotor van de zorg. Al jaren. In de gezondheidszorg in brede zin werken ruim 1,4 miljoen mensen. Zij zijn een machtig blok. Inclusief partners en huisgenoten vertegenwoordigen zij zeker 30 Tweede Kamerzetels.
Wat vinden zij? Dit zeiden ze tegen belangenbehartiger IZZ na de eerste coronagolf over de waardering voor hun werk.
Van collega’s: 87 procent.
Van hun leidinggevende: 71 procent.
Van hun directie: 53 procent.
Van de regering: 36 procent.
Van de samenleving: 58 procent.
Van familie/vrienden: 87 procent.
De cijfers leggen een vertrouwensbreuk bloot op een moment dat directies, het kabinet-Rutte III én Nederland zich geen vertrouwenstekort kunnen permitteren.
Dus toch hogere lonen? Dat zal best helpen. Wie betaalt dat? Hogere zorgpremies, hoger eigen risico, hogere belastingen of minder uitgaven aan onderwijs, defensie of AOW?
Ben je er met meer geld? Dé zorg bestaat niet. De sector is breed, van tandartsen tot ziekenhuizen. Het goede nieuws is: de meeste mensen in de zorg wisselen van baan bínnen de zorg. Waarom? Geld speelt een rol. Maar vier andere motieven spelen een grotere rol, blijkt uit een vorige week verschenen onderzoek van Pensioenfonds Zorg & Welzijn. Dat zijn: de inhoud van het werk, het management en de organisatie, de werksfeer/collega’s en als vierde de hoge werkdruk.
De commissie onder leiding van oud-CNV-voorzitter Doekle Terpstra die personele tekorten in de zorg wil terugdringen, hamert dan ook op beter werkgeverschap. Terecht.
Doorgaans ongenoemd blijft een radicale keuze. Breek de immense zorgconcerns en regionale monopolies op in kleinere eenheden. Zo minimaliseer je de afstand tussen directie en werkenden. De menselijker maat. Gezond voor allen.