Opinie

Hoe Rutte en De Jonge inbonden na een interne opstand van vakministers

Deze week: ‘stille schaamte’ in het kabinet over de oplopende coronaconflicten in de binnenkamer.

Ofwel: hoe ongemak over leiderschap, lockdown en avondklok leidde tot een opstand van vakministers.

Kabinetten zijn in hun laatste missionaire maanden zelden op hun best. Hoe dichterbij de verkiezingen, hoe kleiner de lotsverbondenheid van bewindslieden.

Maar wat zich vorige week zondag en maandag, 1 en 2 november, afspeelde in drie opeenvolgende vergaderingen waarin coronaministers van Rutte III hun onenigheid niet uit de wereld kregen, werd achteraf door een aanwezige omschreven als „een moment van stille schaamte”.

Het eindigde in een korte telefonische vergadering, maandagavond 2 november vanaf half tien, waarin premier Mark Rutte (VVD) nog één poging deed zijn ministers te overtuigen van een avondklok en gedeeltelijke scholensluiting in enkele regio’s. Behalve vice-premier Hugo de Jonge (VWS, CDA), die het plan had geïnitieerd, wees de ene na de andere vakminister het voorstel af.

Het viel niet los te zien van een eerder overleg, diezelfde maandag, van de coördinerende coronaministers met de financieel-economische driehoek, en van het Catshuisberaad met bijna het hele kabinet een dag eerder.

Zo had De Jonge zijn irritatie uitgesproken dat allerlei vakministers nu deden alsof ze óók minister van VWS waren. En Rutte had zich afgevraagd wat het verzet van collega’s tegen nieuwe maatregelen zei over hun trouw aan het kabinet.

Het leidde er die maandagavond toe dat de premier besloot niet meer alle kritische vakministers het woord te geven. Na een stuk of vier sceptische collega’s kapte hij het overleg af. Dit werd niks.

Het liet verschillende ministers met een onheilspellend gevoel achter. Blijkbaar waren ze niet meer in staat tot een compromis te komen. Blijkbaar waren ze in de bestuurskamer van Nederland zover afgegleden dat een „wapenstilstand”, zoals een betrokkene het noemde, het maximaal haalbare was.

Achteraf was dit moment al sinds de nazomer in de maak. En misschien moest je zeggen dat de kiem al in april was gelegd, toen Eric Wiebes (VVD), minister van Economische Zaken, in het midden van de ‘intelligente lockdown’, het concept van de anderhalvemetereconomie in het Catshuis introduceerde.

Dit was het eerste moment waarop de coronabeslissers van het land een plan kregen voorgelegd dat verstandige zorgmaatregelen combineerde met zuurstof voor economie en maatschappij.

Sindsdien is dit debat blijven sluimeren, en toen in de nazomer bleek dat zich een tweede golf aandiende, werd al duidelijk dat de interne weerstand tegen nieuwe strenge maatregelen groot was.

Vakministers die aandacht vroegen voor neveneffecten van zwaar ingrijpen – economisch, sociaal, mentaal – voelden zich vaak buitengesloten, ongeacht hun politieke kleur. Soms ontstond groepsvorming.

Tegelijk groeide de kritiek op de aanpak van het ministerie van VWS, vooral inzake testbeleid en bron- en contactonderzoek. En in een ministerraad met drie lijsttrekkers (Rutte, De Jonge, Sigrid Kaag) leed de collegialiteit onder politieke concurrentie.

Zo gebeurde het dat een eerste Catshuisdiscussie over een volledige lockdown, 25 oktober aangezwengeld door RIVM-baas Jaap van Dissel, eindigde in aarzeling. Het kabinet had 13 oktober al tot een gedeeltelijke lockdown besloten (horeca dicht, amateursport verboden, etc.) en onhelder was die zondag wat daarvan de effecten waren.

Wel legden de ministers Wouter Koolmees (Sociale Zaken, D66), Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) en Wiebes in een intern memo vast dat een ‘full lockdown’ „desastreus” voor de economie zou zijn.

De week erna stabiliseerden de besmettingscijfers, maar Rutte en De Jonge bleven zinspelen op harder ingrijpen: zondag 1 november lag in het Catshuis opnieuw een volledige lockdown voor, samen met drie mildere varianten, waaronder een nationale avondklok. Opnieuw ontbrak elk enthousiasme. Bijvoorbeeld Hoekstra was mordicus tegen – helemaal toen bleek dat de effectiviteit van de avondklok ongewis was.

Het RIVM had weliswaar becijferd dat zo’n avondklok het reproductiecijfer met 0,15 vermindert. Maar doorvragen leerde dat dit de optelsom van vooral aannames was. Zo viel ook de avondklok af.

Althans, zo leek het. Want het werd minder gezellig toen laat die zondag bleek dat zowel de lockdown als de avondklok óók opties waren als regionale maatregel. Vooral vice-premier Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken, D66) maakte nu bezwaren.

Toch stonden de regionale lockdown én regionale avondklok maandagochtend nog steeds als mogelijkheid in de stukken – en toen kreeg chagrijn onder vakministers de overhand.

De Jonge verweet collega’s dat ze wilden terugkomen op afspraken van zondag. Vakministers bestreden dat afspraken waren gemaakt, en wezen erop dat ze in het Catshuis formeel nooit besluiten namen. Zelfs het reglement van de ministerraad kwam eraan te pas.

Het verklaarde waarom alle overleggen die maandag onvruchtbaar bleven. ‘De wapenstilstand’ werd, na weer urenlang beraad, pas dinsdagmiddag 3 november doorbroken.

Voor aanhangers van zware ingrepen was het een hard gelag: de voorliggende nationale lockdown van 25 oktober en 1 november was teruggebracht tot de sluiting, voor twee weken, van openbare gebouwen zoals theaters en musea – al twijfelden vakministers ook aan het nut daarvan. De regionale lockdown en avondklok waren – voorlopig – afgevallen.

Om de rust te herstellen zag het kabinet vorig weekeinde maar even af van Catshuisoverleg.

De hele gang van zaken bracht de dilemma’s voor de komende tijd scherp in beeld. Aan de ene kant is het vraagstuk ideologisch. De Jonge is een maakbaarheidsdenker: hij gelooft dat je mensen met strenge maatregelen tot verantwoord gedrag brengt. Veel D66’ers (en soms ook Rutte) zijn rationeler: zij willen eerst zien hoe maatregelen uitpakken, inclusief de neveneffecten.

Tegelijk is het ook politiek: de aankondiging van zware maatregelen voor een miljoenenpubliek helpt de populariteit van Rutte en De Jonge telkens enorm vooruit.

Maar omdat vaak onhelder is welke maatregelen de besmettingen doen dalen, terwijl bewindslieden zich aan weerskanten ingraven, is wel de vraag hoe effectief dit kabinet, en zijn voornaamste ministers, nog kan zijn.

Na een forse daling van tien dagen stegen de besmettingscijfers eind deze week weer iets, en dat opent de mogelijkheid dat de ministers van Rutte III in een nieuwe debatronde over verscherpte maatregelen terechtkomen.

Daarnaast moet het kabinet uiterlijk over twee weken, gedwongen door een motie van PvdA-voorman Lodewijk Asscher, beslissen over uitstel van geplande verlaging van steunmaatregelen voor bedrijven in januari.

Ook wacht een keuze om binnen economische sectoren te gaan differentiëren. Bijvoorbeeld: restaurants rond Kerst of begin januari heropenen, maar nacht- en buurtcafé’s gesloten houden. Het type maatregelen dat alle dilemma’s van de laatste tijd weer op tafel brengt. Durft VWS dit aan? Is het veilig? Kun je het handhaven?

Dat is de ellende van zo’n pandemie: ook als verkiezingen dichterbij komen, en de lotsverbondenheid in het kabinet afneemt, heb je als ministers weinig kansen om ongemakkelijke beslissingen te ontlopen.

Dus dit kan nog interessant worden. Deze week viel me op dat in één coalitiepartij rondgaat dat het ook helemaal fout kan gaan. Rationeel zou het niet zijn. Al laten de interne debatten van de laatste weken, en de lekken daarover, natuurlijk wel zien dat Rutte III gevaarlijk veel moeite heeft om een gesloten front tegen de pandemie te blijven vormen.