De Tweede Kamer is een falende controleur

Parlementair onderzoek De Tweede Kamer schiet structureel tekort als toezichthouder op de uitvoeringsorganisaties, blijkt na drie weken van hoorzittingen. „U stelt veel te algemene vragen.” Politiek en ambtenarij staan al jarenlang op te grote afstand van elkaar.

Getroffen ouders op de publieke tribune in 2019 tijdens het debat met staatssecretaris Menno Snel van Financiën in de Tweede Kamer over het optreden van de Belastingdienst in de affaire rond kinderopvangtoeslagen.
Getroffen ouders op de publieke tribune in 2019 tijdens het debat met staatssecretaris Menno Snel van Financiën in de Tweede Kamer over het optreden van de Belastingdienst in de affaire rond kinderopvangtoeslagen. Foto ROBIN VAN LONKHUIJSEN/ ANP

Waarom gaat er zo veel mis bij uitvoeringsorganisaties van de overheid? Drie weken lang heeft een parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van Tweede Kamerlid André Bosman (VVD) zich over die vraag gebogen. Verhoren van politici, ambtenaren en andere deskundigen leverden een beeld op dat voor de Kamer onthutsend moet zijn. Want de meeste problemen vonden hun oorsprong niet bij de uitvoeringsorganisaties zélf, zoals de Belastingdienst of het UWV. Het probleem is vooral politiek: kabinet en Tweede Kamer laten het afweten.

Burgers betalen de prijs van falende uitvoeringsorganisaties, zo blijkt keer op keer. In de toeslagenaffaire, waarover maandag een speciaal parlementair onderzoek begint, hebben duizenden ouders hun kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen omdat de overheid ze ten onrechte als fraudeur aanzag. Ook de diensten die het UWV en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) leveren, schieten tekort.

Ambtenaren van Financiën en de Belastingdienst verweten politici in de eerste week van de verhoren toe te geven aan hijgerigheid. De politieke agenda, zeiden ze, wordt vooral door incidenten gedreven. De ‘keiharde maatregelen’ die ze vervolgens nemen, lossen niets op.

Waarom gebeurt dit steeds? De afgelopen week stelde de commissie die vraag onder meer aan Roel Bekker, oud-secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid. Bekker zei dat het de Tweede Kamer simpelweg ontbreekt aan kennis om goed beleid te kunnen maken. „U doet zichzelf tekort.”

Gebrek aan verantwoording

Behandelingen van wetten en begrotingen stellen veel minder voor dan vroeger. Op Verantwoordingsdag, de derde woensdag in mei, moeten ministeries de Kamer informeren over hun beleid. Die dag, zei Bekker, stelt in de praktijk maar weinig voor. Politici stellen weinig vragen, ambtenaren bereiden zich daarom nauwelijks voor.

Politiek en ambtenarij zijn in 1998, in de zogeheten Oekaze-Kok, op grote afstand van elkaar gezet. Ambtenaren mogen sindsdien niet zomaar met de buitenwereld praten. Informatie die ze geven, moet altijd openbaar én feitelijk zijn.

Lees ook deze column van Tom-Jan Meeus: De riskante spelletjes met topambtenaren

Dat heeft desastreus uitgepakt, want de Kamer kan het niet alleen. „U moet als Kamerlid met één of twee fractiemedewerkers wat slimme vragen zien te bedenken. Tegelijkertijd zijn ambtenaren achter het gordijn gezet. Politici denken dat dit allemaal machtsbeluste, manipulerende, grijze mannen zijn.”

De Tweede Kamer, zei Pieter Omtzigt (CDA) tijdens zijn verhoor, heeft simpelweg te weinig tijd en ondersteuning om goed te kunnen controleren. Omtzigt groef de afgelopen jaren met SP-collega Renske Leijten diep in het toeslagendossier. Deze week was hij druk met het uitpluizen van het Belastingplan. „Ik baal er behoorlijk van dat u me vandaag uitgenodigd heeft”, zei hij tegen de onderzoekscommissie. „Ik zit middenin het Belastingplan van ruim duizend pagina’s. Ik heb het hele weekend stukken gelezen.” Omtzigt zegt zich „tien slagen in de rondte te werken”, mede doordat Kamerleden te weinig medewerkers hebben. „En sinds de toeslagenaffaire weten we dat elke komma die verkeerd staat, de burger keihard kan treffen.”

Het gevolg, zei Omtzigt, is dat de Kamer niet dóórvraagt. Zo komt het parlement er niet achter of wetten wel uitvoerbaar zijn, of waar de zwakke plekken zijn. „En als we het doen, handhaaft de regering het wetsvoorstel, en houden regeringspartijen elkaar aan politieke afspraken.”

De politieke toetsing vindt níét plaats of is juist te precies

Deze politieke afspraken wegen altijd zwaarder dan de wil om wetten te toetsen, zei Omtzigt. „In de coalitie nemen ze het je niet altijd in dank af als je gaat graven. Als je informatie niet krijgt, kun je als Kamerlid alleen nog een motie van wantrouwen indienen tegen een minister of de hele regering. Dat is voor een lid van een regeringspartij redelijk suïcidaal.”

Hoorzitting van de tijdelijke commissie die onderzoek doet naar het functioneren van uitvoeringsorganisaties. Tijdens deze zittingsdag spreken deskundigen over de rol en positie van de Tweede Kamer en uitvoeringsinstanties. Foto PHIL NIJHUIS/ANP

Gedetailleerde akkoorden

De tegenstrijdigheid is dat politieke toetsing soms helemaal níét plaatsvindt, en soms juist te precies is. Omtzigt wees op de wil van politici om alles ‘aan de voorkant’ dicht te regelen. Een regeerakkoord staat vol gedetailleerde afspraken – dat van Rutte III uit 2017 beslaat 68 pagina’s. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het Klimaatakkoord. Maar die akkoorden, zei Omtzigt, moeten in één keer worden goedgekeurd, „en daar krijg je twee, drie uur voor”, terwijl er talloze specifieke maatregelen instaan die aparte behandeling nodig hebben. Juist door specifieke bepalingen komen burgers in de problemen. „Bijvoorbeeld dat je van de Arbeidsinspectie een boete van 8.000 euro krijgt, omdat je door een Oost-Europeaan je ramen laat lappen. Dat is disproportioneel. En we hadden het kunnen voorkomen door regel voor regel een wet door te gaan.”

Harde kritiek op het controlerend vermogen van de Kamer kwam ook van Herman Tjeenk Willink, tot 2012 vicepresident van de Raad van State. De Kamer is te kritiekloos meegegaan in de visie van achtereenvolgende kabinetten dat de overheid als een bedrijf moet worden gerund: „efficiënt, met de burger als homo economicus: klant én kostenpost”.

Tjeenk Willink, die eerder waarschuwde voor „betonrot in de publieke sector”, verweet de Kamer „te weinig belangstelling” te hebben voor de uitvoering van beleid. „U stelt veel te algemene vragen. Dan krijgt u van het kabinet een stortvloed aan informatie waar u niets aan heeft.” Het parlementaire onderzoek naar de uitvoeringsorganisaties, dat vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen van volgend jaar met een rapport zal komen, is voor Tjeenk Willink een voorzichtig begin.

Lees ook dit interview met Pieter Omtzigt: Politiek moet weer gaan om echte problemen, niet om spoeddebatten