Ik las het boek Ilyas van Ernest van de Kwast, een heerlijke laagdrempelige roman waarin de hoofdpersoon na zijn ontslag als conservator last krijgt van de onbedwingbare neiging om mensen te helpen. Brieven openen, instanties bellen, toeslagen aanvragen. Inspiratie voor het boek kwam uit het Rotterdamse Douwersproject, ooit gestart door toenmalig wethouder Hugo de Jonge, waar je je kunt aanmelden om je administratieve handigheid, je netwerk, je keurige accent in te zetten om minder geprivilegieerden uit de penarie te helpen.
Het geeft veel genoegdoening, vertel ik uit eigen ervaring. Wanneer je in de sores duikt van mensen die de weg slecht kennen in Nederland vind je relatief veel ‘laaghangend fruit’: oplosbare problemen, bureaucratie. Ik weet inmiddels alles van de verschillende mbo-leer-werk-trajecten waarin nieuwe verpleegkundigen, verzorgenden en pedagogisch medewerkers worden opgeleid. Dat is een win-win-win situatie.
Maar deze zomer diende zich een onoverkomelijk probleem aan voor een van de moeders die ik help. Een probleem waar geen van de mensen die ik erover belde, mailde, appte, of op sociale media benaderde me mee kon helpen: een huisuitzetting. Deze vrouw werd met haar vijfjarige zoon op straat gezet en bivakkeert sindsdien al een half jaar in de woonkamer van een vriend. Haar huis werd verkocht aan een investeerder die er appartementen voor de (hogere) middenklasse gaat maken. Ruim. Duur. Ver boven de 730 euro waar ze huurtoeslag voor kan ontvangen.
In Rotterdam wordt er veel gedaan voor huishoudens met een smalle beurs. Haar zoon kan een fiets krijgen, een computer, een lidmaatschap van de voetbalclub, schoolspullen, sinterklaascadeau’s, maar heeft eigenlijk gewoon behoefte aan een vaste plek. De moeder kan terecht bij voedselbanken ook al is er geen echte voedselschaarste in dit land. Ze krijgt een kindgebonden budget en allerhande toeslagen. Ze zou zelfs een gratis parkeervergunning kunnen krijgen als ‘essentiële werker’, maar een eigen huis blijft een onhaalbare kaart.
Ik loop door dit land en zie overal mogelijkheden. Ruimte. Plekken waar makkelijk een stapelbed kan staan, een bank, een keukenblokje. In het megahotel waar ik laatst logeerde waren maar tien kamers bezet. In de winkelstraten staat steeds meer leeg. V&D en Hudson’s Bay sloegen grote gaten in de stadsharten. Hoe kan het dat de woningnood zo hoog is in een land met zoveel plek?
Ik wandel over de Zuidas in Amsterdam waar net het zandloper-kantoor van Loyens & Loeff is geopend. Met een lobby, zo immens, dat er alleen daar volgens mij acht appartementjes in kunnen.
Het gebouwencomplex ‘De Rotterdam’ van Rem Koolhaas is een favoriet van mij en het middelste stuk staat sinds de corona-uitbraak leeg, nu de medewerkers van de gemeente Rotterdam thuis werken. Alleen al de imponerende hoogte van de begane grond in dit soort gebouwen is haast een misdrijf als je weet dat op een steenworp afstand mensen met hun spullen onderweg zijn naar het volgende logeeradres. Dat zijn geen daklozen, het zijn geen verslaafden. Het zijn onze essentiële werkers die voor uw ouders zorgen in het verpleeghuis en op de bso uw kinderen liefdevol opvangen.
De kans is groot dat er nog veel meer plek bij komt in de komende jaren. Grote vastgoeddeals worden momenteel heroverwogen. De handel in kantoorruimte is nog maar een derde van wat het was. Naarmate de mens meer achter zijn computer plaatsneemt, neemt hij steeds minder ruimte in. Minder op de weg, minder in de trein, minder in de winkels, minder op kantoor.
Bestaande panden omvormen tot nieuwe woningen is geen nieuwe ontwikkeling. Al in 2018 werd er op die manier 14 procent nieuwe woningen gecreëerd. Vorig jaar stagneerde die groei onder meer omdat het aantal geschikte panden ‘op’ raakte. Nu de vastgoedprijzen gaan dalen en er minder behoefte is aan kantoren zou die groei weer moeten stijgen.
Sterker nog, ik denk dat we straks behoefte hebben aan wat basale regels voor hoeveel ruimte een organisatie mag innemen. Er zou een verbod moeten komen op het langdurig leeg of halfleeg laten staan van kantoren, en misschien zelfs een maximum aan de hoeveelheid kubieke meters die een organisatie per werknemer mag innemen. Er is in dit land dringend behoefte aan wat ruimtelijke rechtvaardigheid.