Aandelenindices zijn eigenlijk net als Mario Kart. In de racegame van Nintendo kun je als speler een coureur in drie gewichtsklassen kiezen. Ga je voor schildpaddraak Bowser, dan zit je in de zwaarste. Hij trekt met zijn logge kart langzaam op, is in bochten minder wendbaar maar ook moeilijker van de weg te rijden. Kies je voor de kleine paddestoel Toad, dan zit je in het lichtste voertuig en schiet je vanaf de start zo weg en manoeuvreer je soepel over de baan, maar ben je kwetsbaarder. Loodgieter Mario, de middenklasse, zit er precies tussenin.
Zo is het ook met de Amsterdamse smallcap-, midcap- en AEX-indices. De drie graadmeters herstelden behoorlijk vanaf het dieptepunt dit jaar op woensdag 18 maart – de wendbare AScX, de kleinebedrijvenindex, wel het meest. Die kreeg er sindsdien bijna 44 procent bij. Dat is een indrukwekkende 12 procentpunt meer dan de AEX, en 9 procentpunt verschil met de midcap.
„In de smallcap zit minder handel”, verklaart Martine Hafkamp, oprichter van vermogensbeheerder Fintessa, de voorsprong. „Er zitten bijvoorbeeld nauwelijks institutionele beleggers in smallcaps. Dat betekent dat ze harder stijgen, maar ook harder dalen.”
Neem een willekeurige handelsdag, bijvoorbeeld vorige week woensdag. Toen wisselden 3,9 miljoen aandelen van TomTom, Sligro en andere smallcaps van eigenaar. Ter vergelijking: in de AEX ging het die dag om 152 miljoen aandelen. De AScX – denk aan Toad in het kleine wagentje – is daardoor kwetsbaarder en beweeglijker. Er is minder handel nodig om een fonds te laten stijgen of dalen. De AEX – Bowser in de zware kart – is steviger, minder snel naar boven of beneden te krijgen.
In smallcapindex AScX zitten de nummers 51 tot en met 75 van de in Amsterdam genoteerde bedrijven. Beursuitbater Euronext rangschikt die fondsen op beurswaarde en hoeveelheid vrij verhandelbare aandelen. Vier keer per jaar maakt Euronext een nieuwe weging. Sommige fondsen promoveren dan naar de midcap, andere verdwijnen helemaal uit de indices.
Los van de AScX is er weinig wat de Amsterdamse smallcapaandelen bindt, zegt Willem Burgers van Add Value Fund. Hij is gespecialiseerd in small- en midcapfondsen. De AScX noemt hij „een vergaarbak” van kleine bedrijven.
Zo zit voetbalclub Ajax ertussen, maar ook bouwbedrijf Heijmans en fietsenmaker Accell. Als zodanig is de graadmeter dan ook geen representatieve afspiegeling te noemen van het Nederlandse kleinbedrijf, zegt Hafkamp van Fintessa. Of het goed gaat met de kleine ondernemers in Nederland in coronatijd, kun je niet zeggen aan de hand van de 44 procent die de AScX erbij kreeg sinds maart.
Die stijging is ook niet toe te schrijven aan een oververtegenwoordiging in de AScX van een sector die het in deze tijden goed doet, zegt Burgers, zoals tech. Want zo’n oververtegenwoordiging is er niet.
Waar die stijging dan wel aan ligt? „Alfen”, zegt Burgers. De Almeerse laadpalenfabrikant steeg sinds de maartdip 191 procent. De helft van de AScX-stijging sindsdien komt door de goede prestaties van Alfen. Het maakt naast laadpalen ook transformatorhuisjes en is daarmee onderdeel van de energietransitie. „Veel van dit soort aandelen – aandelen waar fantasie in zit, die een zweem hebben van groen – doen het goed”, zegt Hafkamp.
Het mag om klein grut gaan, de AScX kan interessant zijn om als belegger te volgen, zegt Burgers. Je kunt in kleine fondsen stappen die later eventueel groot worden. Al loop je ook meer risico. Neem industrieel toeleverancier Aalberts. Dat begon ooit in de smallcap, promoveerde naar de midcap, daarna de AEX – en viel vervolgens weer terug naar de middendivisie.