Oké, je moet tegen afgedankte hamburgerpapiertjes kunnen, die dansen op de wind. En tegen opdringerige kooplui, die je avocado’s aansmeren zo hard als kanonskogels van de British East India Company. Toch is Chapel Market mijn favoriete plek in Londen.
Chapel Market heeft niet het urban hipster-gehalte van de Borough Market, of de grunge-vibe van Camden. Chapel Market in Islington heeft mijn hart veroverd door een allegaartje te zijn. Het is niet mooi. Verf bladdert van de rolluiken. Het tl-licht van diepvriessupermarkt Iceland zorgt voor een sinistere gloed. Duiven pikken aan meurende vissenkoppen in de goot.
Maar Chapel Market volgt wel het ritme van Londen. ’s Ochtends trekken de tieners van de lokale meisjesschool voorbij. Meisjes van Somalisch-Britse, Bengaals-Britse, Caribisch-Britse en White British – zoals dat hier heet – komaf. Ze dragen allemaal dezelfde grijze trui met een roze bies. Ze lachen, ze torsen enorme rugzakken, ze schreeuwen: „Oi, he texted you??? No he didn’t!!”
Chapel Market is een doodgewone Britse winkelstraat, met een Marks & Spencer, JD Sports en een drogist van Superdrugs. Dat vind ik fijn. Te vaak is Londen een stad waar welvaart doorschiet, waar een appartement in een nieuwbouwproject een miljoen pond kost, waar je even laten gaan bij de kaasboer een prijzige exercitie is. Toch kan Chapel Market zich niet altijd wapenen tegen verandering. Vorig jaar verdween M. Manze, waar je nog paling in gelei, een oer-Londens gerecht, kon eten. Soms zitten de vuilnismannen aan een kop slappe koffie en een fry-up van spek en eieren, maar het typisch Londense caff verliest de slag van Mercer, zo’n generiek industrieel hippe koffiezaak waar tijdens de middag het lunchpubliek in de rij staat.
Ik ga graag naar Delhi Grill, waar posters van Indiase blockbusters aan de muur hangen, en daarna koop ik groente en fruit bij Nabil. De winkel heet eigenlijk Chapel Fruit and Veg, maar wij thuis noemen het nog altijd Nabil, naar de aardige verkoper die een paar jaar geleden achter de toonbank stond. Met Nabil debatteerde ik over welke mango’s het sappigst zijn: die uit Pakistan of Indonesië – mijn vorige standplaats als NRC-correspondent. Hij wees ons erop als hij weer een jackfruit in de aanbieding had. Op een winterse dag zag ik hem eens verkleumd naast een straalkachel staan in zijn tochtige winkel. Zwaar werk, zei ik. Helemaal niet, zei hij. Opgroeien op het platteland van Pakistan was zwaarder. Op een dag, plots, had Nabil beter werk elders gevonden. Hij verliet Chapel Market en ging op in de onnavolgbare metropool die Londen is.