Reportage

Hoorbaar lijden de renners op de Angliru, een mythische beklimming in de Vuelta

Ronde van Spanje In 2017 verdrongen 200.000 fans zich op de Angliru om een glimp van de renners te zien. Zondag was het er abnormaal stil.

De Brit Hugh Carthy tijdens de beklimming van de Angliru. Hij won zondag de twaalfde etappe van de Vuelta.
De Brit Hugh Carthy tijdens de beklimming van de Angliru. Hij won zondag de twaalfde etappe van de Vuelta. Foto David Ramos/Getty Images

A bnormale stilte aan de Calle de la Fuente Alta in het dorpje La Vega, aan de voet van wielerbedevaartsoord Alto d’Angliru, deze vroege zondagmiddag. Je kan de Rio Riosa horen kabbelen, terwijl de Ronde van Spanje weldra voorbij zal komen. Niet voor te stellen dat hier drie jaar geleden 200.000 fans omhoog fietsten of liepen en elkaar vlak onder de top verdrongen om een glimp van het spektakel op te vangen. Nu is er niemand welkom. De organisatie van de laatste grote ronde in het coronajaar neemt geen risico.

De eerste kilometers na La Vega zijn de zwaarste niet. Een fraaie asfaltweg voert langs dichtgetimmerde boerderijtjes die zijn vergroeid met de omgeving. Zeven, acht procent gaat het omhoog, daar heeft een recreant last van, de profrenner minder. Vanuit het gehucht El Teleno doemt links de Angliru op, meanderend door groen bergland, gemarkeerd door doeken van sponsoren aan weerszijden van de weg. Met een beetje fantasie kun je een knikker aan de top loslaten, die zo tot in het dal zal rollen.

De weg splitst; links naar de top, rechts naar het dorpje Porció, vijftien huisjes klein. Daar staat David Alvarez (36) met zijn collega Ivan Garcia (41) te praten over de dag die voor hem ligt. Alvarez draagt felgeel, op zijn borst en zijn rug staat ‘Guardia Civil’, en hij spreekt niet meer dan een pocito Engels. Maar zijn vriendin is Nederlandse. Hij belt haar meteen. Zij kan vertellen over de omgeving.

Claudia Hazekamp (34) – Spaanse moeder, Nederlandse vader – woonde jarenlang aan de voet van de Angliru, en omschrijft het hier als „onbewoond” maar „vol met koeien en geiten”. Een perfecte plek om de stad te ontvluchten, als je van de bergen en het dorpsleven houdt. Haar vriend is hier nu om de Vuelta te beveiligen. Op zijn motor zal hij de volgwagens naar de top begeleiden, op stroken van 23 procent, als koppelingsplaten beginnen te smelten.

Whiskey met ijs

Verderop heb je de Mirador del Angliru, een herberg waar mannen whiskey met ijs drinken. De klim is daar nog steeds te behappen. Pas op zeven kilometer van het einde, voorbij een grasveld met picknicktafels, wordt-ie wreed. ‘Atención’ staat er op een bordje langs de kant; oppassen voor vallend gesteente, overstekend wild, en de hellingshoek van 24 procent. De weg wordt zo smal dat twee auto’s er nauwelijks kunnen passeren.

Er volgen haarspeldbochten met bandensporen in het asfalt gekerfd. Zo gevaarlijk kunnen de flanken van de Angliru voor automobilisten zijn.

Elke keer als deze klim in de Vuelta is opgenomen, stapt de Madrileense fotograaf Francis Tsang in zijn auto en rijdt hij vijf uur om de chaos vast te leggen. Dit jaar verheugt hij zich extra, omdat de foto’s die hij zal maken uniek zullen zijn – zonder fans blijven alleen lijdende fietsers over, ploeterend over wegdek dat tot eind jaren negentig aan herders en hun kudden voorbehouden was. Lopend branden de benen al, of het nu omlaag gaat of omhoog moet. Je moet vooral oppassen dat je niet omvalt.

Vlak bij de top op 1.500 meter is van de kleurrijke vegetatie slechts gras over, dat groeit tussen grijs gesteente en is begroeid met geel en wit mos.

In het huidige Europa, dat met de week verder op slot gaat, is het een voorrecht om plaats te nemen op de laatste strook voor de top. Vanaf daar zie je vanuit een natuurlijk amfitheater de Atlantische Oceaan liggen, met erboven een lucht die de dreiging deze zondag niet waar zal maken. Windstil en kraakhelder is het op de eerste novemberdag, uitzonderlijk op een berg die meestal in nevelen is gehuld. Bezien vanaf deze hoogte is het peloton als een kolonie mieren die in een processie omhoog kruipt. Het kost ze drie kwartier om de twaalf kilometer lange Angliru te bedwingen.

Er is nog één strook van ruim twintig procent voordat de weg afvlakt en de renners door een maanlandschap de finish kunnen zien liggen. Hier worden ze tot het uiterste gedreven om de etappe te winnen. Of om het lijf überhaupt over de streep te krijgen. Het gaat na al dat klimwerk zo langzaam dat het lijkt alsof de renners in slowmotion fietsen. En omdat de berg leeg is, kun je het lijden horen.

Bij dagwinnaar Hugh Carthy lijkt het nog vanzelf te gaan. Met elke pedaalslag zoemen zijn wielen, en slippen zijn banden. Maar het gezicht van Richard Carapaz is geel geworden, zijn ogen ploppen bijna uit de kassen terwijl hij zijn bovenlichaam over zijn stuur vouwt. Bij Daniel Martin hangt spuug in draden aan zijn kin. Enric Mas bijt zowat zijn tanden kapot en heeft rimpels die horen bij een man op leeftijd. Primoz Roglic gaat zijn rode trui verliezen. Zijn blik is hol, zijn gelaat zwartgeblakerd.

Laatste adem

Wout Poels hijgt alsof het zijn laatste adem betreft, oud-wereldkampioen Alejandro Valverde moet zigzaggend omhoog. Jonas Vingegaard heeft nog adem over om door zijn fietscomputer te scrollen, terwijl Robert Gesink alleen nog kan schokschouderen. Eenieder draagt de fysieke pijn op zijn eigen manier.

Carlos Verona verslikt zich hardop in zijn versnellingen en Oscar Cabedo blaast zijn wangen vol lucht, vlak voor zijn laatste inspanning. Chris Froome knijpt met zijn ellebogen naar buiten een gelletje leeg, met Dylan van Baarle gefocust aan zijn zijde. Jannik Steimle moet bijna huilen, terwijl Jasha Sutterlin lachend een wheelie trekt en Alexis Renard een duwtje van een official krijgt. Ze komen boven als de eersten al afdalen.

Als Felix Grossschartner het dal ziet liggen verschijnt een glimlach op zijn gezicht. „Beautiful!”, roept hij, terwijl de zon achter de rug van de Angliru verdwijnt.