Boven het regenjack zit een sjaal netjes rond zijn nek gedrapeerd. Je zou bij deze voetbaltrainer eigenlijk een ordinaire knoop verwachten. Mode interesseert hem vermoedelijk geen moer. Zijn gezicht staat op onweer, het loopt niet naar wens in het veld.
Ik houd van zijn woedeaanvallen. Omdat ze zo buitenproportioneel zijn. Een middenvelder schiet de bal hoog over en de trainer hééft het niet meer. De wereld vergaat. Handen theatraal in de lucht, met kordate passen naar de zijlijn. Het liefst zou hij zo’n speler aanvliegen, hem eens flink door elkaar schudden.
Als iemand in een speelfilm een oude trainer moet spelen die langs het veld in het harnas sterft, geef hem de rol. Een screentest is overbodig, repeteren hoeft niet, laat de make-up achterwege. Op de set één prikje in z’n lendenen en de perfecte woedeaanval ontstaat voor de lens. Het hoeft niet over.
Dit weekend is het weer raak. Zijn elftal presteert matig op het kunstgras in Drenthe en holt voortdurend achter de feiten aan. In de tweede helft loopt de bloeddruk op in het gedrongen lijf. Hij maakt de zoveelste gang naar de rand van het veld en stoot scheldwoorden van Haagse origine uit.
Als hij terugloopt naar de dug-out, moppert zijn rug nog even door. Hij gaat op zijn stoel af om het ding met één mep te vernietigen, maar houdt zich net op tijd in. De rust keert langzaam terug. De trainer draait zich weer om en geeft zijn team een aanmoedigingsapplausje.
Je laat je jongens niet in steek, toch?
Het uitblijven van het winnende doelpunt is niet te verdragen als hij op de bank zit. Bij weer een gemiste kans, staat hij op en maakt met hoekige handbewegingen duidelijk hoe hij het beter had gedaan. Niemand hoeft hem uit te leggen hoe voetbal gespeeld moet worden. Hij weet het beter dan wie ook.
Vroeger zat hij zichzelf nog wel eens in de weg – zeker in zijn periode als bondscoach – en was hij bij kritiek snel verongelijkt. Daar is mildheid en humor voor in de plaats gekomen. Zelfspot ook. Dat mag ook wel, als je 73 jaar bent. Stoppen met het trainerschap lijkt ondoenlijk.
Het is zijn verslaving, hij kan geen dag zonder.
Precies een jaar lang is hij als clubcoach ongeslagen in de Eredivisie. Maar die prestatie interesseert hem niet als hij naar de wedstrijd kijkt. Hij wrijft over zijn hoofd waar de plukken haar naar de definitieve slag zoeken. De handen gaan ten hemel: waar blijft dat doelpunt nou?
In de laatste minuut scoort zijn spits, een knul van achttien jaar. De trainer juicht zoals je in de jaren 50 juichte. Hij laat al zijn woede achter in de dug-out en omhelst de jongen. Een trotse vader met zijn zoon, zo zag het tafereel eruit. Maar zeg dat niet hardop tegen de trainer, want de tranen zijn nooit ver weg.