Eerst een mogelijk misverstand uit de weg ruimen: Britten zijn geen overdreven grote viseters. Ja, Groot-Brittannië is een eiland met een trotse maritieme historie en een onmiddellijke associatie met fish and chips. Maar ondanks die voorliefde voor gefrituurde vis, bungelt het land al decennia net onder het Europees gemiddelde. Een Brit verorbert amper 23 kilo vis per jaar, waarvan 80 procent bestaat uit (gekweekte) zalm, kabeljauw, tonijn, garnalen en schelvis. En sinds de jaren zeventig neemt die eetlust amper toe.
De maag kan dus nooit een reden zijn waarom het Verenigd Koninkrijk vooral visserij als voorname troef hanteert in de gesprekken met de Europese Unie over een handelsverdrag. „Sinds mensenheugenis zijn er campagnes dat we meer Britse vis moeten eten, niemand die er naar luistert”, zegt Christopher Huggins van de universiteit van Suffolk. Hij deed meerdere onderzoeken naar visserijbeleid in Brexittijden en schreef er met collega’s in juni een zeer inzichtelijk rapport over voor een Britse denktank.
Het VK en de EU onderhandelen op dit moment koortsachtig over een handelsakkoord. De drie belangrijkste, resterende hordes: wat worden de afspraken rond staatssteun, hoe wordt er toezicht gehouden op de afspraken uit een eventueel akkoord en hoe wordt de toegang tot elkaars viswateren geregeld? De algehele verwachting is dat het VK moet inbinden op het gebied van staatssteun, terwijl de EU inlevert op visserij. Simpelweg de status quo van nu handhaven, met onbeperkte toegang tot de Britse viswateren, dat zit er niet meer in voor vissers uit de EU, die nu nog circa 45 procent van de vangst in Britse wateren voor hun rekening nemen.
Totale controle
De Britten willen in plaats daarvan totale controle over hun 200 mijlszone, die aanzienlijke delen van de Noordzee, de Ierse Zee en de noordoostelijke Atlantische Oceaan beslaat. Wat Europese vissers – vooral Denen, Nederlanders en Fransen – nog wel mogen vangen, moet in jaarlijkse quota-onderhandelingen worden vastgelegd. Frankrijk sputtert vooralsnog het luidst tegen, al zijn er signalen dat president Emmanuel Macron de Franse geesten rijp maakt voor een nederlaag. Het zou een overwinning betekenen voor de Britse premier Boris Johnson, maar waarom is dat zó belangrijk, aangezien de sector al jaren krimpt en nog geen 0,1 procent uitmaakt van de Britse economie?
Heel eenvoudig, zegt onderzoeker Huggins: met een succesvolle visserijdeal kan Johnson op eenvoudige wijze aantonen dat de Brexit geslaagd is. Het mantra van Brexiteers is ‘taking back control of our borders, money and laws’. „Dat kun je bij visserij makkelijker meten dan bij andere zaken. Het lukt wel óf niet om weer controle over de visgronden te krijgen. Die eenvoud heeft het voor de Leave-campagne tot zo’n belangrijk thema gemaakt.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63705455-b18777.jpg)
In de Britse kustregio’s, gekweld door decennialange economische achteruitgang, werd overwegend voor de Brexit gestemd, onder meer vanwege de belofte de buitenlandse vissers uit Britse wateren te gaan weren. „Conservatieve politici zijn vervolgens op diezelfde belofte verkozen en zo is visserij onderdeel geworden van de politieke mix in het VK.”
Het geringe economische gewicht doet er daarom volgens Huggins niet meer zo toe. „Bovendien wordt onze maritieme geschiedenis gezien als cultuur. In Schotland staat niet Winston Churchill, maar een makreel op de achterkant van een 5-pondbiljet. Handel, emotie en nationalisme zijn door elkaar gaan lopen. En voor de regering is het dus dé kans om te laten zien dat de referendumuitslag verzilverd wordt.”
‘Uitgeleverd aan Brussel’
In het VK, en vooral Engeland, leeft in kustgemeenschappen het idee dat de vissector na toetreding tot de EU (1973) is uitgeleverd aan Brusselse bureaucraten. Dat is echter veel te eenzijdig gesteld, zegt maritiem historicus Frits Loomeijer, oud-directeur van het Maritiem Museum Rotterdam.
Hij werkt op dit moment aan een standaardwerk over de Nederlandse visserij en beschouwt daarbij ook de complexe internationale context rond de Noordzee. Volgens hem kwamen er in de jaren 70 een hoop kwesties bijeen die de Britse visserij tot op heden parten spelen, zoals visquota vanwege overbevissing, strengere regulering en nationalisering van visgronden.
„Eenvoudig gesteld kon je tot de jaren 70 vissen en vangen wat je wilde”, legt Loomeijer uit. „De Britten visten vooral op kabeljauw op de North-Atlantic bij IJsland, Groenland en op de Grand Banks bij Newfoundland. Maar IJsland had er na de Tweede Wereldoorlog al snel genoeg van dat zijn kustwateren werden leeggevist. Dat leidde destijds tot aanvaringen tussen IJslandse patrouilleschepen en Britse vissers. De Engelsen stuurden er oorlogsschepen op af, er vielen waarschuwingsschoten. En dat tussen NAVO-partners in Koude Oorlogstijd, hè.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63926431-6b80fa.jpg|https://images.nrc.nl/iqhViWv_XR3fQ0v1NQY73Abvv2I=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63926431-6b80fa.jpg|https://images.nrc.nl/o9zgG0eRzGtcVsKedVOVbJqYv98=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63926431-6b80fa.jpg)
Die zogenaamde kabeljauwoorlogen leidden in de jaren 70 uiteindelijk tot het instellen van Economische Exclusieve Zones, een besluit waarvoor landen als IJsland binnen de VN steun kregen van derdewereldlanden die zich op dat moment ontworstelden aan hun koloniale verleden. „De Britse visserij plofte daardoor in elkaar, want die visten dus vooral in die IJslandse en Canadese wateren op kabeljauw en dat mocht niet zomaar meer.”
Ondertussen werd er gewerkt aan een Europees visserijbeleid, waar op basis van historische vangstgegevens iedere visser quota kreeg voor de visgronden binnen de EU. Omdat de Britten al die tijd vooral elders hadden rondgevaren en weinig interesse toonden in bijvoorbeeld schol in de Noordzee, kwamen ze er bij de uiteindelijke verdeling van veel Noordzeequota bekaaid vanaf.
Loomeijer: „De toch al verouderde vloot van de Britten – ze gebruikten soms nog stoomschepen – kwam door al die ontwikkelingen aan de kant te liggen en werd verkocht of gesloopt. Visserijbedrijven gingen wat anders doen en de quota die ze wel hadden, werden voor goed geld verkocht aan buitenlandse vissers. Veel ging naar Spanje, maar ook naar quotaverzamelaars in Nederland.”
Geen last van de EU
Het was de aanzet voor verdere schaalvergroting, die in Nederland bijvoorbeeld leidde tot een waterscheiding tussen enorme visbedrijven met een grote trawlervloot, zoals Parlevliet en Van der Plas, en kleinere familiebedrijven op hun kotters. In het VK is vooral de Schotse visserij nog van enige omvang, bijvoorbeeld door groot in te zetten op de makreelvangst. De Engelse vloot bestaat tegenwoordig vooral uit kleine scheepjes die dichtbij de kust op schaal- en schelpdieren vissen. Die hebben volgens Loomeijer helemaal geen last van de EU. Sterker, die moeten dadelijk vrezen dat hun krab niet meer op tijd op Parijse en Madrileense bordjes ligt, mocht de uittreding zorgen voor vertragingen aan de grens.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63176324-1bb7d5.jpg)
„Als ik er zo door mijn oogharen naar kijk, snap ik het probleem eigenlijk niet”, zegt de maritiem historicus. „Want die kleine Engelse vissers hebben geen last van grote schepen uit de EU en de Schotse vissers zijn bij lange na niet in staat de vis te vangen die overblijft als EU-schepen onverhoopt de toegang wordt ontzegd.”
Loomeijer: „Vooropgesteld: de bedrijfstak in het VK heeft destijds zelf veel van zijn quota verkocht. Grote visserijbedrijven hebben gecasht, terwijl de visserlui die in dienst waren werkloos zijn geworden. Daar zit mijns inziens ook een enorm sentiment dat afgereageerd wordt op ‘de buitenlanders’. Maar qua markt zijn ze hoe dan ook volstrekt afhankelijk van het Europese vasteland. Ik kan me dan ook niet voorstellen dat dit uiteindelijk niet wordt opgelost.”
Volgens de Engelse onderzoeker Christopher Huggins ligt in die markttoegang op het Europese vasteland ook de sleutel tot een visserijdeal. De Britten kunnen zich lang totaal onwrikbaar opstellen, maar zonder een plek waar ze hun spullen kwijt kunnen, heeft (extra) vis vangen weinig zin. „We importeren in het VK de meeste vis die we eten. En we exporteren de meeste vis die we vangen.” Zo’n 80 procent van de Britse visvangst gaat naar het buitenland, waarvan het overgrote deel naar de Europese Unie.
Er zal dan waarschijnlijk ook geen big bang komen, denken zowel Loomeijer als Huggins, waarbij het vissen in elkaars wateren in één klap onmogelijk wordt. „Er is zeker ruimte voor een deal”, zegt Huggins. „Het VK moet zelf eerst nog meer vlootcapaciteit creëren, dus ik denk dat er voor EU-schepen vooral veel aanvullende voorwaarden gaan gelden, als zij een licentie willen voor Britse wateren. Denk dan aan verplichte technologische controlemiddelen, zoals gps-trackers en camera’s aan boord. En op langere termijn ontstaat er wellicht een andere markt, waar Europese vissers rechten kunnen krijgen voor vis die de Britten zelf niet willen of kunnen vangen. Maar eerst moet er een principedeal zijn, beide partijen moeten wel willen.”
Frankrijk ook koppig
Daar komt die emotie weer om de hoek kijken. Johnson is vaker onvoorspelbaar geweest in het Brexit-proces, maar ook voor Frankrijk is de visserij een baken van nationale trots en eer. In de Britse media wordt de strijd vaak gereduceerd tot een interland Engeland-Frankrijk, inclusief alle historische oorlogsconnotaties waar de Britten zo dol op zijn. Huggins: „Het gaat nooit over de Nederlanders of de Denen, die hier van alle EU-landen de meeste vis komen vangen. We moeten onszelf beschermen tegen de Fransen, zo is altijd het verhaal.”
Macron begrijpt dat beeld ook goed, en moet over anderhalf jaar op voor herverkiezing. Hij wil niet de geschiedenis ingaan als de president die de Franse visserij verkwanselde. De vraag is in hoeverre die emotie aan beide zijden van het Kanaal blijft overheersen en een deal blokkeert die uiteindelijk gaat over veel meer dan schol of haring, namelijk een akkoord dat vele honderden miljarden waard is.
Nationalisme en emotie maken dat succes geen 100 procent uitgemaakte zaak is, erkennen Huggins en Loomeijer. „Visserij is gelinkt aan de volksziel, zegt de laatste. „Dat is al eeuwen zo, in vrijwel elke kuststaat. Het geldt voor de Portugezen, voor de Nederlanders. Het hoort bij je land, en dat zit diep. Vroeger barstte het hier van de reclames met vissers, voor shag of voor De Telegraaf. Sterke beelden van een rolmodel, die met gevaar voor eigen leven de zee op ging om jouw eten te vangen. Maar dat is natuurlijk allang niet meer zo.”