Het interne memo met bezwaren van drie ministers tegen een harde lockdown

Deze week: positiewisselingen in het Catshuis, het hoge Koot en Bie-gehalte van het ‘communicatiedebat’, de ‘desastreuze’ effecten van een harde lockdown. Ofwel: een intern memo waarin drie ministers hun positie markeren.

Als je niet heel goed oplette leek het een week van stilstand. Een politieke surplace. Ministers begonnen vorige week zondag in het Catshuis aan een gesprek over een harde lockdown – maar besloten even in te houden.

Uitstel van handelen, overwegen, afwachten: je ziet het niet vaak in crisistijd.

De dagen erna deden departementen nog wel aan verwachtingenmanagement – een lockdown lag ‘op tafel’, heette het – maar toch moesten ze gaandeweg de week toezien dat ze hun greep op de maatschappelijke discussie verloren.

Pleidooien voor autoritair leiderschap, voor betere communicatie, voor een korte dan wel harde lockdown: in bijna alle kranten, talkshows en Kamerdebatten kwamen varianten hierop voorbij.

Aanhoudend ingrijpen in crisistijd is voor overheden ook een manier om invloed op mediakeuzes te houden: feed the beast. In Stilte op het Binnenhof, een politieke reconstructie van de eerste zes maanden virusbestrijding, laten Laurens Boven en Sophie van Leeuwen (BNR) zien dat het kabinet in de eerste coronaweken zelfs even greep op de gasten van talkhows hield.

En het interessante van deze week was dat precies het omgekeerde gebeurde: terwijl het kabinet talmde over een harde lockdown, verschenen in de ene na de andere talkshow gasten met pleidooien voor precies zo’n lockdown. Overal adepten van Ab Osterhaus, overal lockdownverlangen. In de Kamer eiste oppositieleider Lodewijk Asscher (PvdA) „een nieuw plan” met een „andere aanpak om de besmettingen sneller terug te dringen”.

Zo kwam deze week ook een pervers crisisaspect in beeld: de regering die het waagt even af te wachten, wordt in de publieke ruimte algauw weggespeeld door stemmen van angst en ongeduld.

Ingrijpen, nú!

Toch had het kabinet goede redenen voor afremmen. In de loop van vorige week, toen besmettingscijfers nog bleven stijgen, vonden de betrokken ministers beleidsideeën van Algemene Zaken voor verdergaand ingrijpen in hun mailbox: van een avondklok tot en met de introductie van buitenlandse reisbeperkingen.

Het zette de toon voor het Catshuisberaad van vorige week zondag, waarin een ‘full lockdown’ als één van de scenario’s voorlag. De andere twee: voortzetting van de bestaande maatregelen tot 31 december; of dezelfde maatregelen aangevuld met sluiting van de detailhandel „tot 31 november”.

Op verzoek leverden ook de drie W’s (de ministers Wouter Koolmees, Sociale Zaken; Eric Wiebes, Economische Zaken; Wopke Hoekstra, Financiën) een discussiestuk aan: Memo effect maatregelenscenario’s economie – SZW, EZK & FIN.

En hoewel het stuk beperkingen had – een eigen doorrekening ontbrak bijvoorbeeld – maakte hun kwalitatieve inschatting van de drie scenario’s duidelijk dat de maatschappelijke en economische gevolgen van zo’n harde lockdown in de praktijk amper te dragen zijn.

Zo noemden ze de economische effecten „desastreus” : verwijzend naar internationaal onderzoek ging het memo uit van een krimp van het „BBP” (bruto binnenlands product) met „22 procent” op jaarbasis, en van de „werkgelegenheid” met „24 procent”.

Dat zou vijf maanden voor de verkiezingen wel een gewaagd experiment zijn.

Ook schetste het memo dat lockdowns volgens de WHO vooral nadelig uitpakken voor de kwetsbaarste groepen - en dus de „armoede vergroten”. En met een impliciet verwijt aan het ministerie van Volksgezondheid (VWS) werd aangetekend dat „het testbeleid” op dit moment „niet volstaat” , zodat de kans groot is dat na zo’n volledige lockdown „het virus weer opleeft”.

Uiteraard was dit zondag niet het enige document dat voorlag. Uit de inbreng van de bewindslieden van VWS, Hugo de Jonge (CDA) en Tamara van Ark (VVD), bleek vooral, begreep ik, dat zij voorbereid wilden zijn als zwaardere maatregelen nodig waren.

Maar ook passeerde de wet van de afnemende meeropbrengst: hoe harder je ingrijpt, hoe kleiner het relatieve voordeel voor de zorgsector. Rutte noemde dit trouwens woensdag ook in de Kamer.

Verder viel in het Catshuis de positie van Ferd Grapperhaus (Justitie, CDA) op: waar hij in eerdere discussies meestal de kant van De Jonge en Rutte koos, was hij volgens betrokkenen nu erg ontvankelijk voor de bezwaren tegen een harde lockdown. Zo leek het aantal sceptici van primair op zorg georiënteerd coronabeleid opnieuw te groeien.

In elk geval was het zondag in het Catshuis volmaakt logisch dat niet meteen kon worden besloten tot een harde lockdown, en dat alleen doorrekeningen werden gevraagd voor het geval besmettingscijfers deze week toch aanleiding voor nadere maatregelen gaven – wat uitbleef.

Het gaf alle pleidooien, later deze week in de media, voor een harde lockdown iets ontijdigs: de leegte vullen nu het kabinet weloverwogen afwachtte.

Hetzelfde kon je trouwens zeggen van antiliberale verlangens naar autoritair overheidsoptreden. Die zijn op korte termijn altijd populair – totdat mensen ontdekken dat ze ook voor hen zelf gelden. Een land met zo’n lange traditie van polderen is nu eenmaal niet ingespeeld op een commandocultuur.

Wie een béétje had opgelet, wist bijvoorbeeld dat vrijwel de hele Kamer nog in augustus het voorstel van De Jonge voor een quarantaineplicht bij niet-naleving van coronaregels afwees. (Alleen het CDA was voor.)

En dan had je nog de aanhoudende kritiek op ‘de communicatie’. De Jonge en Rutte zeiden dinsdag dat de lopende coronamaatregelen tot in december zullen duren, en allerlei mensen waren daar kritisch op. Eerder spraken ze van minimaal vier weken, maar RIVM-baas Van Dissel zei daags erna al in de Kamer dat de maatregelen zeker tot januari nodig waren.

Wel kon je zeggen dat de premier en vicepremier een constatering uit de notitie over coronacommunicatie in de wind sloegen die hun collega’s Sigrid Kaag en Cora van Nieuwenhuizen laatst aan de ministerraad aanboden: „Gebrek aan heldere keuzes kan leiden tot afkalvend draagvlak.”

Aan de andere kant: veel kritiek op de coronacommunicatie komt neer op het eisen van versimpeling die er niet is. We weten het al sinds maart: corona is één grote moodswing, dus claimen dat maatregelen logisch en voorspelbaar kunnen worden gebracht, is hetzelfde als suggereren dat we te maken hebben met een griepje.

Zo komt alle kritiek op ‘de communicatie’ nogal gekunsteld voor. Het doet me steeds denken aan De paneldiscussie uit Op Hun Pik Getrapt! (1980) van het Simplisties Verbond: Hagenees F. Jacobse die het even heeft gehad met alle geneuzel van de VPRO-intellectuelen: ‘Communicatie, evaluatie, poemelelatie, poep in m’n gaatje’.

Het kabinet had in de coronabestrijding sinds augustus weinig om trots op te zijn, maar voorlopig kon je vaststellen dat het vorig weekeinde terecht afzag van verder ingrijpen – ondanks de grote maatschappelijke vraag.

Komende zondag moet in het Catshuis blijken wat de volgende stap wordt. Ik begreep dat een verbod op buitenlandse reizen een van de beleidsopties is die circuleert. Een maatregel die op de recent gepubliceerde routekaart onder ‘lockdown’ valt.

Dit dispuut is kortom niet voorbij. Want hoewel een betrokkene vrijdag zei dat „een objectieve grond” voor meer maatregelen gezien de laatste cijfers „eigenlijk ontbreekt”, beaamde hij dat dit niet het enige is. „We hebben ook te maken met de subjectieve druk vanuit de maatschappij”, zei hij.

Misschien dat deze week voor dit laatste een nuttig leermomentje was.