‘Corona verstoort de verhouding met onze omgeving. We kunnen het virus niet zien of voelen, er zit iets in de lucht dat ons bedreigt. Zelfs ademen is gevaarlijk, we moeten mondkapjes dragen. Medisch en politiek krijgen we er geen greep op. Andere mensen vormen een potentieel risico. Je kunt dat als symbolisch zien voor onze laat-moderne levensgevoel. Iets voelt niet goed, maar we kunnen er onze vinger niet op leggen.”
Hoe verhouden we ons met de wereld om ons heen, dat is de inzet van het werk van Hartmut Rosa (1965), gevierd Duits socioloog. Anders dan veel van zijn collega’s richt zijn kritiek op de neo-liberale orde zich niet in de eerste plaats op de groeiende ongelijkheid die er het gevolg van is, maar op de frustratie en woede van het nooit-genoeg. Onze obsessie met groei, acceleratie en voortdurende innovatie, stelt hij, verhindert dat we ooit krijgen waar we naar verlangen.
Ik spreek Rosa via een videoverbinding met de universiteit van Jena, waar hij doceert. Hij spreekt snel, vult zichzelf aan en stelt tegenvragen. Wat hem heeft verbaasd aan de reactie op de pandemie, zegt hij, is dat zoveel maatregelen werden genomen die daarvoor voor onmogelijk werden gehouden.
„We hebben het sociale leven grotendeels stilgelegd, vliegtuigen werden aan de grond gehouden, het autoverkeer met de helft teruggebracht. Waarom kon er ineens wel zoveel? Plotseling waren we bereid de hele boel plat te leggen, tot aan de voetbalcompetitie toe. Men wil het virus onder controle krijgen, dat is het, koste wat het kost. Een andere, extreme reactie is om wat niet beheersbaar is, domweg te ontkennen, weg te wensen, of de oorzaak te zoeken in complottheorieën.”
Die drang om de wereld naar onze hand te zetten, te domineren, ziet u als de grondtoon van de moderne tijd.
„Ja, de moderniteit stoelt op het idee dat we onze omgeving volledig in onze macht kunnen krijgen, ook de natuur. Het is niet een koning of de kerk, niet de natuur of onze geschiedenis die bepalen hoe je moet leven. Dat doe je zelf, zoals je in je smart home alles regelt met de afstandsbediening. Jij bent autonoom en soeverein. Tegelijk bezorgen de dingen die we niet kunnen beheersen ons een groeiend gevoel van machteloosheid. De democratie belooft ons dat we de samenleving kunnen vormgeven, maar wat overheerst, is het gevoel dat we machteloos staan tegenover ongelijkheid, klimaatverandering. We bewegen voortdurend tussen het verlangen naar almacht en een gevoel van totale machteloosheid. Dat bedoel ik wanneer ik in mijn boek Resonanz schrijf dat de moderniteit uit balans is. Volgens mij missen we resonantie in onze relatie met de natuur, geschiedenis, met andere mensen en ook in die met onszelf, ons lichaam. Het ene moment denk je dat je alles aankunt, dan ineens sta je op de rand van een burn-out. Bij een burn-out raak je de greep kwijt, je kunt nauwelijks meer de trap opkomen. Het is een sociaal fenomeen, iets anders dan een depressie. Het geeft je ook het gevoel dat er iets fundamenteels niet klopt in je leven.”
In uw meest recente boek, Unverfügbarkeit, richt u zich tegen dat verlangen om zoveel mogelijk permanent tot onze beschikking te hebben. Dat stompt af, beweert u.
„Volgens de filosoof Alasdair MacIntyre hebben we ons idee van wat goed is geprivatiseerd. Als een kind aan zijn ouders of leraar vraagt wat het met zijn leven moet doen, dan luidt het standaard-antwoord: dat gaan wij je niet vertellen, dat moet je zelf uitvinden. Je mag zelf uitmaken of je een gezin wilt en wat voor gezin, of je kinderen wilt, waar je in gelooft, wat je wilt eten. We leven in een tijd van ethisch pluralisme. De filosoof John Rawls zegt dan: oké, als er niet langer overeenstemming is over wat het goede is, dan kunnen we ten minste een aantal zaken vaststellen waarvan het beter is er meer van te hebben dan minder. Of je nou dokter wil worden of pianist of wat dan ook, het is altijd beter om voldoende geld te hebben dan te weinig, een goede gezondheid in plaats van een slechte gezondheid, beter om goed contact met de mensen in je omgeving te hebben dan slecht of helemaal geen contact. Dat zijn basisgoederen, als het ware. Ik ben van mening dat we die basisgoederen steeds meer als het goede leven zelf zijn gaan zien. Terwijl het middelen zijn, niet het doel zelf. In onze samenleving gaat het niet over wat goed leven is, maar om het verwerven van zoveel mogelijk kapitaal. Niet alleen geld, maar ook cultureel en sociaal kapitaal. En lichamelijk kapitaal, het verlangen om afgetraind en slank te zijn, er goed uit te zien. We kunnen dat kapitaal in kaart brengen en vergelijken. En de conclusie is dan dat mensen met het minste kapitaal het slechtste leven hebben.
„Ik ga hier zeker niet ongelijkheid in onze maatschappij goedpraten, maar ik vind het arrogant om te stellen dat iemand die over minder kapitaal beschikt, automatisch een minder goed leven zou hebben. Er zijn ook andere redenen waarom iemand ongelukkig kan zijn. Als je daar niet naar kijkt, zal je nooit begrijpen waarom iemand met een ‘geslaagd’ leven ineens een burn-out krijgt.”
U stelt dat we moeten streven naar ‘resonantie’ in onze relatie met de wereld om ons heen. Dat klinkt mooi, maar ook wat vaag.
„Veel mensen vatten het op als esoterisch. Alsof het om vibraties met het universum gaat, ofzoiets. Maar daar heb ik het niet over. Tegenwoordig meten we zo’n beetje alles, parametrische optimalisatie noem ik dat. Mijn neefje schreef me dat hij de nieuwe Apple Watch had gekocht, omdat die nu ook de hoeveelheid zuurstof in je bloed kan meten. Ik heb nooit één gedachte gewijd aan de hoeveelheid zuurstof in mijn bloed, maar als je die kunt meten, ga je het bijhouden. Zo gaat het met alles, zodra iets zichtbaar wordt, kun je het met anderen vergelijken en ga je proberen het te optimaliseren. Dat is zowat ons hele leven tegenwoordig, of het nu gaat om vrienden, clicks, likes, reacties, productiviteit, bloeddruk, enzovoort. Het is ook wat ons gefrustreerd maakt, omdat we wel weten dat het niet het goede leven is. De vraag wat het goede leven dan wél is, is volgens mij niet heel moeilijk te beantwoorden. De Franse socioloog Bruno Latour zegt dat je voelt dat je leeft wanneer je in een levendig contact staat met iets buiten jezelf. Dat is waar ik het woord resonantie voor gebruik. Ik denk dat iedereen wel weet wat dat is en er ook naar verlangt. Kijk maar naar een willekeurig reclamespotje, altijd wordt er, via het aangeprezen product, resonantie beloofd met iets of iemand – vriendschap, affectie, liefde, genot.”
Als we er zo naar verlangen, waarom kiezen we dan toch steeds voor het optimaliseren van ons ‘kapitaal’?
„Omdat resonantie riskant is, omdat je je openstelt voor iets dat je niet kunt beheersen. Ons verlangen dingen te exploiteren staat haaks op het mogelijk maken van resonantie. Allereerst moet je voelen dat iets je aanspreekt, je aandacht trekt, fascinatie oproept. Je kunt het niet even afvinken. Je wordt door iets gegrepen, een persoon, een film, een beeld, een onderwerp waar je je in verdiept. Iets breekt door het harnas van parametrische optimalisatie heen. Vervolgens is er jouw respons, je doet een poging contact te maken. Dat is een emotionele, affectieve reactie. En dat contact verandert je. Dat is de reden dat je naar de bioscoop gaat, naar musea, ook waarom je op reis gaat. Als mensen zeggen: ik wil nog daar en daar naartoe, die ene plek bezoeken, dan is dat altijd in de verwachting dat er een transformatie zal plaatsvinden, door nieuwe landschappen te zien, onbekende mensen te ontmoeten. Resonantie kun je niet afdwingen, je kunt het niet kunstmatig oproepen. Je kunt dure tripjes boeken, tickets voor concerten kopen, maar je kunt nooit zeggen wat je zult gaan voelen. De uitkomst is altijd ongewis. In die zin staat het diametraal tegenover het bijhouden van de hoeveelheid zuurstof in je bloed.”
Die onzekerheid zal veel mensen schrik aanjagen.
„Je moet kwetsbaar durven zijn. Je laat je door iets van buiten aanraken. Als je getraumatiseerd bent, als aanraking gelijk staat aan pijn, dan sta je er niet voor open. En als je je bijvoorbeeld haast om je vliegtuig te halen, dan sta je onderweg echt niet open voor die leuke kat die je onderweg ergens ziet zitten. Maar ons hele bestáán wordt steeds meer doelgericht. Het gaat niet alleen om kwetsbaarheid, het is ook een houding. Niet willen beheersen en afdwingen, maar luisteren en reageren. Daar moet je zelfvertrouwen voor hebben.”
Niet willen beheersen en afdwingen, maar luisteren en reageren: dat vergt zelfvertrouwen
Hartmut Rosa
Die kwetsbaarheid staat haaks op de behoefte aan identiteit. Identiteit geeft zekerheid, het is een schild om de wereld mee tegemoet te treden.
„Er heerst op dit moment overal frustratie, woede en haat. Waarom is dat? De standaardverklaring is dat er zoveel economische verliezers zijn. Maar de grootste slachtoffers van de neoliberale orde zijn niet degenen die in de politiek het luidst hun stem verheffen. Het leven is niet wat ik ervan gehoopt had, of wat ik ervan had verwacht, daar gaat het volgens mij om. Waarop werd gehoopt is, denk ik, een wereld met bestaanszekerheid, waarin je niet het gevoel krijgt dat je niet goed genoeg bent, dat je de ontwikkelingen niet kunt bijbenen. En het klopt dat die belofte niet is ingelost. Want we moeten alles op alles zetten om te houden wat we hebben, om te zorgen dat onze kinderen niet slechter af zijn dan wij. Ook was ons beloofd dat we onze wereld mochten vormgeven, maar in werkelijkheid hebben we bar weinig in te brengen. Tijdens de Republikeinse conventie in 2016 hield Trump een redevoering waarin hij tegen de mensen die zich niet gehoord en gezien voelden, zei: ik ben jullie stem. Aan de ene kant beloofde hij resonantie, het gevoel weer gehoord te worden, maar hij zei niet: ik geef jullie je stem terug. En van zulke politici moet je accepteren dat er maar één zuivere stem is, die van de identiteitspolitiek. Dat is geen resonantie, om die te bewerkstelligen moet je als individu kunnen luisteren. Antwoorden met je eigen stem.”
Die neiging om alles te meten, om ons leven en de wereld in te kaderen, misschien worden we er niet gelukkig van, verslavend is het wel.
„Ik geef meteen toe dat ik tijdens een bergwandeling ook steeds foto’s met mijn telefoon wil maken. In musea laten we ons leiden door de audiogids. Die maakt resonantie mogelijk, want hij opent onze blik naar bijvoorbeeld een schilderij, maar kan ons er ook voor afsluiten wanneer we niet meer op onze eigen blik vertrouwen. Dan wordt het een kwestie van afvinken: zo, dat stilleven of meesterwerk heb ik gehad. Onze wereld wordt bij wijze spreken steeds meer begeleid door een audiogids, die onze blik aanstuurt. Kijk hiernaar, let hierop.”
De vraag is natuurlijk of we daar ooit nog van loskomen. En of we dat echt willen.
„Het is gemakkelijk verslaafd te raken aan die parametrische optimalisering. We scheppen weliswaar oases van resonantie, we nemen onze smartphone niet mee naar de slaapkamer, boeken vakanties in kloosters zonder wifi. Maar tegelijkertijd maken we een fetisj van bijvoorbeeld stappen tellen. De gedachte is dat veel stappen zetten goed is voor je conditie. Maar dan hoor je mensen zeggen: ik heb een enorm eind gelopen, maar allemaal voor niets want ik had mijn horloge niet om. Of: ik kreeg tijdens het lopen druk op mijn borst, maar ik had mijn tienduizend stappen nog niet gehaald, dus ik heb nog even een rondje gemaakt.
„Toen ik begon na te denken over dat begrip, leek het eenvoudig: door de moderniteit neemt het verlangen naar beheersing, dominantie en controle toe, waardoor resonantie verloren gaat. Maar dat is te simpel gedacht. Er bestaat een sterke tegenbeweging, waarin juist die openheid voorop staat. Kijk naar hoe veel ouders met hun kinderen omgaan, kijk naar hoe we relaties en vriendschappen waarderen. Zoals ik zei, alle reclame belooft resonantie. Koop je deze telefoon, chips, auto en je krijgt er een betekenisvolle relatie voor met de wereld voor terug, met je geliefde, met je vrienden, met de natuur. Dat gebeurt natuurlijk niet en dat frustreert opnieuw. Maar resonantie is geen vage gevoelskwestie. Wanneer mensen ons horen praten, kunnen ze naderhand echt wel zeggen of hier sprake was van een gesprek met resonantie, een betekenisvolle uitwisseling van gedachten, of van eenrichtingsverkeer zonder echt contact. Daar kun je wel degelijk iets concreets over zeggen.”