‘Amsterdam zit voor kunstenaars op veel fronten op slot’

Broedplaatsen Amsterdam Kunstpodia spelen een vitale rol in het beeldendkunstklimaat van Amsterdam, maar hun positie is vaak onzeker. „Er is in Amsterdam iets kapot aan het gaan.”

Framer Framed
Framer Framed Foto Eva Broekema

‘Onze positie lijkt zwakker en zwakker te worden, we verdwijnen langzaam”, verzucht Maaike Lauwaert, zakelijk directeur van presentatie-instelling de Appel en voorzitter van Moker, de belangenvereniging van 45 Amsterdamse instellingen voor beeldende kunst. Een rondgang langs zes daarvan schetst een beeld van een middenveld dat onder druk staat, terwijl het een vitale rol speelt in het kunstklimaat van de stad.

Dat middenveld bestaat vooral uit de zogeheten ‘kunstpodia’ – in Amsterdam bijvoorbeeld de Appel, Framer Framed, Mediamatic en P/////AKT. Het zijn de plekken waar jonge kunstenaars vaak hun eerste tentoonstelling hebben. Ook instellingen zonder eigen tentoonstellingsruimte, zoals If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution en Stichting NDSM, helpen kunstenaars in hun ontwikkeling, door het geven van opdrachten en het organiseren van exposities.

Het Amsterdamse klimaat voor beeldende kunst had lange tijd een internationale reputatie. Experimentele tentoonstellingen in het Stedelijk Museum en de Appel maakten vanaf de jaren zeventig van de stad een internationale ontmoetingsplek voor opkomende kunstenaars. Amsterdam kreeg het imago van de plaats waar ‘het’ gebeurde en topkunstenaars uit heel Europa en de Verenigde Staten, onder wie Marina Abramovic en Lawrence Weiner, trokken naar Nederland.

P/////AKT Foto Charlott Markus

Opleidingen

Vijftig jaar later is Amsterdam nog steeds aantrekkelijk voor beginnende kunstenaars van overal. Er staan bekende musea, er zijn relatief veel galeries en kunstpodia, en de postacademische kunstopleidingen Rijksakademie, De Ateliers en het Sandberg Instituut staan internationaal hoog aangeschreven. Maar de aantrekkingskracht verandert, vinden de kunstinstellingen. „Ik denk dat Amsterdam zijn positie als centrum inmiddels kwijt is”, zegt Nienke Vijlbrief, samen met Rob van de Werdt oprichter van P/////AKT. „Dat komt onder meer doordat het Stedelijk lang gesloten is geweest en daarna is weggezakt door gedoe met directeuren en geldschieters. Ook is er al lang geen beurs meer voor hedendaagse kunst die ertoe doet. Maar op de post-academische opleidingen, en ook gewoon de Rietveld Academie, komt nog steeds de hele wereld af.”

Lees ook Rein Wolfs’ eerste jaar als directeur van het Stedelijk: ‘We willen nog steeds meespelen in de wereld’

Tentoonstellingsruimte voor nieuwe kunstenaars is er nog volop, zo lijkt het. Frédérique Bergholtz, directeur van If I Can’t Dance, werkt op steeds wisselende locaties samen met vooral performancekunstenaars. „Omdat wij door de stad zwerven, ontdekken we nieuwe plekken en zien we hoe ongelofelijk veel hier gebeurt.” Dat is volgens haar mede de verdienste van het middenveld. „De grotere instellingen zijn niet de enige die de kwaliteit van de kunstsector bepalen. De middelgrote hebben de afgelopen tien jaar een ontzettend goed programma gedraaid en zijn van grote betekenis geweest voor al de fantastische kunstenaars die hiernaartoe komen.”

Ruimtenood

Maar dat middenveld kampt ook met grote problemen. Het meest nijpend is de huisvesting van nieuwe kunstenaars die naar Amsterdam komen. Waar kunstenaars in de jaren zeventig en tachtig naar Amsterdam trokken en vervolgens „bleven hangen” omdat er veel goedkope ateliers en kraakpanden waren, lukt het hen tegenwoordig niet om een woning en atelier te vinden, signaleren de directeuren van P/////AKT „Dus gaan ze na twee, drie jaar proberen toch weg.”

NDSM Foto G.J. van Rooij

Dit heeft gevolgen voor de artistieke groei van Amsterdam, stelt Tim Vermeulen van Stichting NDSM. „Een van de randvoorwaarden voor een florerend kunstecosysteem is toegankelijkheid, en Amsterdam is niet of nauwelijks toegankelijk. Atelierruimte is lastig te vinden en woonruimte gewoonweg onmogelijk, zeker voor buitenlandse kunstenaars die hier een tijdje willen werken. Amsterdam zit op veel fronten op slot en het wonen is een sleutel.”

Ruimtenood remt niet alleen nieuw talent af, maar brengt ook de kunstpodia zelf in moeilijkheden. Ze moeten regelmatig verhuizen en leven vaak met de onzekerheid van een tijdelijk contract. P/////AKT zit midden op het als ‘rafelrandje’ bestempelde Zeeburgerpad en is nu al volop bezig met het vooruitzicht dat ze binnen drie jaar moeten verhuizen.

Zorg over huisvesting kost tijd die kunstpodia daardoor niet aan hun eigenlijke taak kunnen besteden. Volgens Maaike Lauwaert van Moker zijn instellingen vaak eindeloos bezig met het zoeken naar ruimte. „Huisvesting is voor ons een groot probleem en zo moeilijk moet de oplossing niet zijn. In de Brexit-onderhandelingen wordt ook huisvesting geregeld voor bedrijven die naar Nederland komen. Als je kijkt naar de panden waar de cultuur in zit, gaat dat lang niet over zulke hoge bedragen. In de jaren zestig, zeventig en tachtig verkocht of verhuurde de gemeente nog wel eens voor een symbolisch bedrag van 1 euro een geschikt pand aan een kunstinstelling omdat ze het belangrijk vonden om kunst in de stad te behouden. Ondertussen is gemeentelijk vastgoed een semi-commerciële tak geworden. De ambtenaren hebben daar minder grip op.”

Subsidies

Een andere onzekerheid voor de kunstpodia zijn de beperkte subsidies voor beeldende kunst. Tim Vermeulen van Stichting NDSM: „Je kan als overheid wel vinden dat Nederland een vooraanstaande rol heeft op een aantal gebieden van kunst, maar dan moet je daarin ook blijven investeren.” Het aan de markt overlaten van de kunsten vindt hij een slecht idee. „Kunstinstellingen helpen mee aan de ontwikkeling door af en toe risico’s te nemen en open te staan voor experiment. Een risicovolle investering in een redelijk onbekende kunstenaar of project kan, als het lukt, enorm veel opleveren voor het veld. Maar private instellingen kunnen dat risico niet nemen. Zij moeten een keihard businessmodel hebben.” Zonder subsidies zijn er geen experimenten die leiden tot vernieuwing.

Een instelling kan alleen op de lange termijn plannen als de subsidie voor drie of vier jaar zeker is. Zulke subsidies zijn schaars en steeds meer instellingen vallen erbuiten. Voor langetermijnsubsidies kan een instelling in Amsterdam terecht bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) en bij de landelijke Culturele Basisinfrastructuur (BIS). Bij beide is zeer beperkt plek. Bij het AFK is het jaarlijkse budget voor kunstpodia 3,3 miljoen euro, maar 35 instellingen vroegen in totaal ruim 5,9 miljoen per jaar aan. De BIS steunt zes Nederlandse kunstpodia en maximaal één per stad. Voor de periode 2021-2024 knokten maar liefst vier Amsterdamse instellingen om die ene plek en spreekt de Raad voor Cultuur van „verdringing”.

De Appel zat jarenlang in de BIS tot ze er in 2016 buiten viel en de plek ingevuld werd door Framer Framed. In 2020 kreeg deze relatieve nieuwkomer wederom als enige Amsterdamse instelling de vierjarige subsidie (480.000 euro) toegekend. Vorig jaar moesten ze weg van hun locatie, de Tolhuistuin, omdat de huur meer dan verdubbeld werd. Oprichter en mede-directeur Josien Pieterse pleit, ondanks de nieuwe subsidietoezegging, voor meer ruimte binnen de BIS. „Zes instellingen landelijk vind ik echt beperkt. Verdringing is er alleen op het gebied van subsidiegeld, er zouden namelijk best nog een aantal instellingen bij kunnen om een interessant kunstveld te hebben met meer verschillende perspectieven.”

Mediamatic Foto Willem Velthoven

De politiek wenst spreiding van kunstinstellingen, zowel binnen Amsterdam als door het hele land. „Buiten Amsterdam hebben instellingen het net zo goed moeilijk”, stelt Pieterse. Lauwaert van de Appel vindt verhuizen naar buiten de stad ook geen optie. „Je hebt je eigen DNA, zeker als je al sinds de jaren zeventig bestaat. Is de Appel nog de Appel als ze Amsterdam verlaat? Je kan ook niet zomaar naar Rotterdam of Utrecht want dan zit je Melly (voorheen Witte de With) of BAK in het vaarwater. Onze taak ligt hier, in Amsterdam.”

Een argument dat de zes kunstpodia niet graag gebruiken om de vraag om meer subsidie te verantwoorden, maar wel noemen, is dat procentueel meer budget naar de podiumkunsten gaat dan naar de beeldende kunst. Lauwaert: „In de landelijke BIS komt beeldende kunst amper aan 10 procent.”

„We hebben echt een probleem”, zegt Willem Velthoven, mede-oprichter van Mediamatic. „Er is in Amsterdam iets kapot aan het gaan.” Tegelijkertijd ziet hij in de huidige crisis een sprankje hoop. „Hoe kunnen we ruimte maken voor jonge en experimentele kunstuitingen nu door corona de toeristenbussen even uit de mode zijn? Als de oeverloze groei van het toerisme wordt afgeremd, ontstaat er een luwte en krijgen intiemere en kleinere experimenten een kans. Alsof je na een bosbrand nieuwe plantjes ziet groeien.”

If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution Foto Kyle Tryhorn