Daar hadden we dus kunnen zitten: schommelend op hobbelpaarden of heen en weer wiegend in rolstoelen, braaf anderhalve meter van elkaar vandaan in de Rotterdamse Maassilo. De voorbestemde zitplaatsen kwamen regelmatig in beeld tijdens de livestream van Left of the Dial, het sympathieke showcase-festival waaraan een jaar was gewerkt, maar dat in het zicht van de finish alsnog moest worden geschrapt, vanwege Dat Hele Erge.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/11/data63180748-1701ee.jpg)
Wat een tweedaagse marathon vol aanstormend talent had moeten worden werd noodgedwongen gereduceerd tot een uurtje YouTube op zaterdagavond met de toepasselijke titel A Parallel Universe.
Gelukkig hield het publiek de moed erin. „Een festival in je onderbroek op de bank”, juichte een van de toeschouwers in de bijbehorende chat: „Met de versterker op standje burenruzie!” Want lockdown of niet: online kun je natuurlijk alles maken wat God en Hugo de Jonge verboden hebben. Vandaar de strijdkreet die al klonk vóórdat de eerste band was begonnen: POGO!
Bij het grofbesnaarde ragwerk van het Utrechtse trio Bongloard ging dat prima. Eén hobbelpaard zou hun Osees-achtige garagerock niet overleven: het bezweek toen zanger-gitarist Jannes van Kaam er woest solerend bovenop dook.
Toch ging de prijs voor de beste gitaarsolo naar Michiel Klein van de veelbelovende Rotterdamse band Lewsberg. Hij wist de kille, überstoïcijnse Velvet Underground-sound met murmelzang van Arie van Vliet open te scheuren met suizend gehuil dat klonk alsof hij een stofzuiger aan een wahwah-pedaal had gekoppeld.
Daar had je toch graag langer van genoten dan slechts één liedje. Maar dat gold net zozeer voor de shoegazewave van MICH, de prachtige tweestemmige akoestische gitaarballade van Goose King 3000 en de zwierige folk van Langkamer, uit Bristol – een van de weinige buitenlandse bands tussen het lokale talent. Dat was in deze barre tijden behalve praktisch ook „lekker klimaatneutraal”, verklaarde de presenator.
Hoe divers ook, het verblijf in het parallelle universum was te kort, en deed je vooral smachten naar de dag waarop weer alles mag. Dat bitterzoete besef werd vertolkt door de eenzame barman die eerst keihard „GRATIS BIER!” door de lege Maassilo bulderde, gevolgd door de wanhopige smeekbede: „Niemand…?”