Bij een virtuele conferentie kreeg ik deze week een vraag over het belang van burgerwetenschap. Dat is onderzoek dat plaatsvindt buiten gevestigde onderzoeksorganisaties als universiteiten, ziekenhuizen, onderzoeksafdelingen van bedrijven.
De kansen voor dit soort onderzoek zijn enorm: literatuur opzoeken kan makkelijker dankzij open science en open access, bacteriële genomen staan online, wie meer wil weten over zijn eigen aandoening vindt gemakkelijk lotgenoten via sociale media. Er zijn online archieven, enorme datasets zijn toegankelijk en wie extra vaardigheden zoekt, kan bij een van de talloze open colleges terecht. In tijden van big data lekt er eigenlijk permanent een enorme openbare stroom aan nauwelijks geanalyseerde gegevens uit onderzoeksinstellingen. Prachtig als het publiek een handje kan helpen bij het doorspitten, en zijn eigen hypotheses erop los kan laten, toch?
Mwah: de aanwezigen waren matig enthousiast. Onderzoek is moeilijk, benadrukten ze, en ze hebben gelijk. Ik had zelf ook echt vier jaar de tijd nodig om de edele kunst van het experimenteren onder de knie te krijgen. Alleen al het formuleren van een vraag die je kunt beantwoorden met een proef. Die proef vervolgens zo uitvoeren dat je er echt wat wijzer van wordt, de juiste controles inbouwen, en vervolgens het verhaal achter jouw data leren begrijpen en leren vertellen. Om empirisch onderzoek te kunnen doen moet je hoofd een enorme stap zetten. Dus nee, ik zou niet zomaar blindelings vertrouwen op burgerexperimenten.
Gelukkig stroomt er niet alleen een grote hoeveelheid data, maar ook een leger aan opgeleide onderzoekers de voordeur van de universiteit uit. Maar een klein deel van de promovendi, die geleerd hebben om volwaardig zelfstandig onderzoek uit te voeren, blijft uiteindelijk in de academie plakken. De rest gaat elders in de maatschappij les geven, patiënten behandelen, bedrijven adviseren of data analyseren.
En het zijn niet alleen de promovendi die we de goede reflexen van wetenschappelijk onderzoek aanleren. We leiden elk jaar tienduizenden mensen op in tweejarige onderzoeksmasters en ook op de hogescholen staan colleges onderzoeksvaardigheden bijna standaard op het programma.
Onderzoek, zo hebben we ooit in het onderwijs besloten, is een essentiële vaardigheid en belangrijk aspect van de verheffing van de Nederlander. Zoveel mogelijk mensen moeten zelf kunnen lezen, zelf kunnen beoordelen of iets klopt, zelf informatie kunnen verzamelen en een oordeel vormen. En ja, ze moeten ook zelf op onderzoek uit kunnen gaan.
Toch is enig enthousiasme over onderzoekende burgers met één woord om zeep te helpen: ‘viruswaanzin’. De Willem Engels van deze wereld kramen grote onzin uit en doen daarbij beroep op wetenschappelijke studies. En ver voor de coronacomplotwappies ergerden we ons al aan de vaccinsceptici en hun mannelijke tegenhangers, de klimaatsceptici. Ze krijgen steeds meer aandacht. Antivaxers stonden vorig jaar regelmatig op de voorpagina, terwijl de mazelenvaccinatiegraad nooit onder de 92 procent raakte. Ook nu wordt een klein clubje complotdenkers opgeblazen tot grote proporties.
Het probleem van wetenschap is dat het een krachtig instrument is, maar dat de geloofwaardigheid en de flexibiliteit ervan ook makkelijk misbruikt kunnen worden door iemand om zijn gelijk te bevestigen. De geloofwaardigheid die het keurmerk ‘wetenschap’ biedt, wordt massaal misbruikt, en niet alleen door het bedrijfsleven, maar ook door mensen die zich verzetten tegen de norm.
De maatschappelijke boosheid op het vervuilen van dat keurmerk door dit soort pseudowetenschappers is groot en groeiend. Het is ronduit vervelend: al die mensen met hun lastige vragen, die de verkeerde dingen denken en niet gewoon braaf naar de wetenschappelijke wijsheid luisteren.
Dat groepje complotdenkers zorgt ervoor dat het enthousiasme over de onderzoekende autonome burger bekoelt. Het vermogen om zelfstandig na te denken geeft nu eenmaal een enorme hoeveelheid zelfvertrouwen en macht. Nu een klein deel van die geëmancipeerde burgers dat inzet om er allerlei vervelende dingen mee te zeggen en te doen, willen we er vanaf. En vervangen we de colleges onderzoeksvaardigheden straks door colleges ‘vertrouwen en gehoorzamen’.