Wat niet van jou is moet je teruggeven. Zo zette Lilian Gonçalves-Ho Kang You, voorzitter van de Commissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties, het advies om geroofde cultuurgoederen uit voormalige Nederlandse koloniën onvoorwaardelijk terug te geven kracht bij. Een belangrijke boodschap. Ook uit andere koloniën afkomstige cultuurgoederen komen in aanmerking voor teruggave. Mwazulu Diyabanza nam daar alvast een voorschot op door zijn symbolische actie waarbij hij een Congolees beeldje meenam uit het Afrika Museum in Berg en Dal: „Je vraagt een dief niet om toestemming om terug te nemen wat hij heeft gestolen.” De vraag is, als het om gestolen bezit gaat, wat zegt dan het recht?
De instemmende reacties uit de museumwereld suggereren dat de tijd voorbij is dat claims werden afgedaan met het argument dat westerse musea ‘nu eenmaal’ beter kunnen zorgen voor kunstvoorwerpen. Behoud voor het algemeen belang speelde niet bij de teruggave van meer dan 200 schilderijen aan de erven-Goudstikker, in 2005. Omdat onder het Nederlandse recht claims zijn verjaard, werd in 2001 de Restitutiecommissie ingesteld. De kritiek op deze commissie legt de achilleshiel bloot van een ‘ethisch’ model waarbij, vaak onder grote publieke druk, morele oordelen moeten worden geveld.
Meerdere belangen
Het advies van de commissie-Gonçalves is nu om een soortgelijke commissie in te stellen die over ‘koloniale’ claims gaat adviseren. Makkelijk zal dat niet zijn. Hoe ga je bijvoorbeeld om met de vraag wie nu eigenlijk de ‘echte’ eigenaar is van een voorwerp dat vele malen is doorverhandeld? Ik denk dan bijvoorbeeld aan het antieke bronzen beeld dat eind 19de eeuw als oorlogsbuit werd meegeroofd uit het koninkrijk van Benin, kort daarop door een Duits-Joodse collectioneur werd aangekocht en in 1934 onder dwang werd geveild – waarna het nog vele malen werd doorverkocht voordat het werd geclaimd door de erfgenamen van de Duits-Joodse collectioneur. In dit soort zaken zijn vaak meerdere (gerechtvaardigde) belangen aan de orde.
Het rapport stelt dat teruggave geen juridische aangelegenheid is, maar een ethische. Dat is problematisch als dat zou betekenen dat teruggave afhangt van welwillendheid en de moraal van de dag. Dat is natuurlijk niet zo bedoeld, maar het gevaar ligt op de loer.
Steeds meer juridische instrumenten verwijzen naar ieders recht op toegang tot de eigen cultuur
Nu zijn er, in tegenstelling tot wat vaak en ook in het rapport wordt gesteld, wel degelijk bruikbare rechtsnormen op dit terrein. Daarvoor moet men alleen wel te rade gaan bij het internationale erfgoedrecht, en categoriseren. Niet alle uit een kolonie afkomstige kunst is geroofd, en uitwisseling van culturen is ook belangrijk.
Als eerste categorie is daar oorlogsbuit. Onze eigen rechtsgeleerde Hugo de Groot, die op zijn beurt weer verwees naar Cicero en Polybius, maakte bij het recht om te plunderen al een uitzondering voor cultuurgoederen. Hun immateriële waarde is reden voor deze beschermde status. Uiteraard werd die verbodsnorm vaak overtreden, maar na de Napoleontische oorlogen legde ‘winners takers’ het af tegen het rechtsprincipe ‘dat geroofde kunst op basis van territorialiteit’ terug moest. Na 1815 ging meer dan de helft van de door Napoleon geroofde kunst terug naar de plaats van herkomst.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data63122563-ac5ca4.jpg)
Een duidelijke regel, zou je zeggen, ware het niet dat westerse landen deze niet op dezelfde voet erkenden voor koloniale collecties. Internationaal recht gold te lang vooral voor de relaties tussen een beperkte groep ‘beschaafde’ landen. VN-verklaringen uit de jaren zeventig drongen, op basis van het recht op zelfbeschikking van de nieuwe staten, erop aan om althans een representatief deel van het erfgoed van voormalige koloniën terug te doen keren.
Oorspronkelijke bewoners
Het wordt ingewikkelder als een voorwerp niet meer in handen is van de ‘dader’ maar is doorverkocht, of als de omstandigheden van het verlies onbekend zijn. Maar ook dan is er houvast, namelijk bij mensenrechten en andere basisprincipes uit het erfgoedrecht. Bijzondere categorieën daarbij zijn nationaal cultuurbezit, religieuze voorwerpen of voorwerpen waarin menselijke resten zijn verwerkt en elementen van een monument. Steeds meer juridische instrumenten verwijzen naar ieders recht op toegang tot de eigen cultuur, een afgeleide van het recht op cultuur uit bindende verdragen. ‘Inheemse’ volkeren – kort door de bocht de oorspronkelijke bewoners die onderdrukt werden of worden door een dominante meerderheid – die cultuurgoederen verloren, hebben een bijzondere status. Daarvoor schept de VN-Verklaring van de Rechten voor Inheemse Volkeren uit 2007 rechten variërend van teruggave tot gebruik en controle. Zo is Nieuw-Zeeland actief bezig om wereldwijd de zogenaamde Toi Moko’s te repatriëren (getatoeëerde Maori- en Moriori-hoofden die in veel volkenkundige musea zijn beland).
Van Gogh in graf
Dus ja, er zijn wel degelijk bruikbare juridische normen. Maar nee, het is zeker niet alleen maar een kwestie van gestolen bezit. De juridische status van kunstvoorwerpen wordt behalve door de vraag wie de eigenaar is, ook bepaald door speciale erfgoedregels. Net zoals iemand in het algemeen belang zijn Van Gogh-schilderij niet met zich mee het graf in mag nemen – wat een Japanse zakenman zo’n twintig jaar geleden van plan was – moet de eigenaar van een kunstwerk soms rekening houden met belangen van anderen voor wie dat werk een diepere betekenis heeft. Dat recht is niet gedefinieerd in termen van eigendom, maar wel in termen van recht op toegang en controle, of op een billijke oplossing. In de ene zaak kan dat betekenen dat een object op een specifieke plek of bij een specifieke gemeenschap hoort. In een ander geval zullen de manier van tentoonstellen en het verhaal dat daarbij wordt verteld een oplossing kunnen zijn. De nadruk in het rapport-Gonçalves op dialoog, onderzoek en samenwerkingsprojecten sluit daar nauw bij aan.
Kortom, juridische normen bestaan wel degelijk, al zijn ze zeker niet zaligmakend. Zolang we het maar eens zijn over het principe dat onrecht moet worden beantwoord met recht.