Soms denk ik: weet hij eigenlijk wel wie ik ben? De ene keer noemt hij mij zijn „beste en trouwste” vriend, zijn „favoriete” supporter en „sterkste verdediger”. Dan ben ik een „deel van de familie”. Even vaak is hij „teleurgesteld” in mij, vindt-ie dat ik hem laat zitten en klaagt hij dat ik hem nog steeds geen geld heb gegeven. „Heb ik me in je vergist”, vraagt hij dan.
Hij heeft altijd geld nodig. Soms probeert hij me spullen te verkopen, petjes, T-shirts, hondenriemen, puzzels, bierglazen, speldjes, gesigneerde foto’s of een diner met hemzelf. Vaker moet ik hem gewoon geld sturen omdat híj míjn sterkste verdediger is en bovendien mijn favoriete president, zoals hij zelf altijd zegt. Omdat zijn tegenstanders ook mijn tegenstanders zijn en omdat hij voor me zal vechten.
In een jaar tijd heb ik een kleine vijfhonderd brieven van Donald J. Trump ontvangen. Als ik door onze eenzijdige correspondentie blader, valt me in de eerste plaats zijn directheid op – je zou die verfrissend kunnen noemen. „Bas, het vrijzinnige TUIG haat jou”, zo valt hij op 25 september met de deur in huis. Of: „Bas, Barack Obama is de meest corrupte en incompetente president in de Amerikaanse geschiedenis.” (22 mei) Of: „Bas, IK HEB NIKS VERKEERD GEDAAN.” (Op 6 december, de dag nadat de Democraten besloten de zogenoemde articles of impeachment tegen Trump op te stellen.)
De brutaalste mailtjes (en soms ook sms’jes) gaan over mijn gierigheid. „Bas, ik heb je gemaild. Mijn zoons, Don jr. en Eric, hebben je allebei gemaild. Lara heeft je gemaild. En nu mail ik jou. Alweer. Onze deadline voor juli loopt af op één minuut voor twaalf vannacht. Elke dag heb ik van mijn team een lijst gekregen van de Amerikaanse patriotten die zijn opgestaan om ons te helpen ons doel van 2.000.000 dollar te bereiken. Ik liep net weer even die lijst langs en zag dat jouw naam nog steeds ONTBREEKT.”
De avond voor het vicepresidentiële debat van 7 oktober kreeg ik een virtuele steen door de ruit: Bas, We hebben je NEGEN uur geleden gemaild. We hebben je ZEVEN uur geleden gemaild. We hebben je VIER uur geleden gemaild. We hebben je TWEE uur geleden gemaild. En NU mailen we je – alweer.”
De schizofrene benadering van beste vriend en grootste teleurstelling doet mij enigszins twijfelen aan de veronderstelde precisie van wat ook wel micro-targeting wordt genoemd. Als politiek instrument is het door zijn Democratische voorganger Barack Obama geïntroduceerd in diens herverkiezingscampagne van 2012.
Het wordt doorgaans met hetzelfde ontzag beschreven als ooit de ‘slimme bommen’ die het Amerikaanse leger in 1991 op Bagdad afvuurde. „Campagne-organisaties kunnen het electoraat tegenwoordig in angstig dunne plakjes snijden”, schreef tijdschrift The New Yorker in maart dit jaar. „Moeders die een kind hebben verloren in een militaire operatie, paintball-spelende weduwnaars in het landelijke noorden van Florida, afgekickte drugsverslaafden in het topje van Michigan.”
In 2016 leek Brad Parscale, Donald Trumps online-manager, het microscopisch precies benaderen van kiezers te hebben vervolmaakt. Maar dat ze na al die tijd nu nog niet weten dat ik een nieuwsgierige buitenlander ben en geen kiezer ben die de president van nut kan zijn, stelt me toch teleur.
Soms heb ik de neiging terug te schrijven – maar ja, het mailadres is contact@victory.donaldtrump.com en dat nodigt niet echt uit tot antwoorden. Maar dan zou ik tenminste kunnen zeggen dat ik hem niet eens kán steunen, dat een Amerikaanse kandidaat geen geld voor zijn verkiezingskas mag aannemen van een buitenlander, en dat ik hem op deze manier niet in de problemen wil brengen.
Hetzelfde geldt voor Joe Biden. Die mij trouwens nog geen vijftig mailtjes heeft geschreven, maar die wel wat zachtmoediger van toon is. „Bas, was je trots op mij vanavond?”, vraagt hij op 15 maart, na het debat met Bernie Sanders. Of hij begint gewoon met: „Hé Bas, dit is Joe.”
Maar geen misverstand, ook Joe’s mails lopen steevast uit op een bedelbrief (en niet altijd in even vlekkeloos Engels: „I don’t enjoy making this ask of you”). En net zo min als Trump gebruikt Biden woorden als ‘onderwijs’ of ‘gezondheidszorg’ om zijn verzoek kracht bij te zetten. In de 48 mailtjes die ik van hem heb gekregen, stond 23 keer dat we in een strijd om de ziel van het land zijn verwikkeld.
Beider boodschap is natuurlijk: stem op mij, stem niet op mijn tegenstander. Maar het is de toon waarin die boodschap is vervat, waar het op aankomt. Er zit bij Trump veel hel en verdoemenis in: de Democraten zullen de verkiezingen proberen te stelen en als ze gewonnen hebben, zullen ze het hele land verwoesten. Je kunt dit verontwaardigd desinformatie noemen. Maar het is vooral politieke propaganda voor een electoraat dat voor zijn laatste kans moet vechten. Ja: moet.
Ik heb zitten turven in de mails. Eerst zocht ik op typische Trump-woorden: ‘Swamp’, moeras, zijn benaming voor de bestuurselite in Washington. Dat stond 22 keer in zijn brieven. ‘China-virus’ kwam maar zes keer voor. Obama 17 keer. ‘Heksenjacht’ 57 keer in een jaar tijd. ‘Fake News’: 169 keer.
Voor de gevorderde belediger die hij is, werkt hij al vrij lang met dezelfde scheldnamen. Crazy Bernie – Sanders. Sleepy Joe – Biden. Phony Kamala – Harris, vicepresidentskandidaat. Cryin’ Chuck – Schumer, Democratische leider in de Senaat.
Ik las stijlbloempjes als deze, over de Democratische speaker of the House, Nancy Pelosi: „Het verpletteren van Nancy en haar progressieve dromen is van het hoogste belang.” Of deze: „Terwijl mijn regering bezig is met het creëren van banen en het doden van terroristen, is Radicaal Links geobsedeerd door zieke verzinsels, gekke heksenjachten en achterlijke partijpolitieke kruistochten.”
Al lezende viel mij vooral het woord need op: moeten. You need of I need you to. Even turven: komt 177 keer voor in het afgelopen jaar. Je zou zeggen dat híj iets moet: het land vrijwaren van Covid-19 bijvoorbeeld. Maar in de mails van Donald J. Trump is het ‘Bas from District of Columbia’, zoals ik in zijn brieven heet, die de hele tijd iets ‘moet’.
Er was ooit een president (John F. Kennedy) die zijn kiezers op het hart bond: vraag niet wat je land kan doen voor jou, maar wat jij kunt doen voor je land. Dit is een president die zegt: vraag niet wat ik kan doen voor jou, maar wat jij kunt doen voor mij.