‘Elk thuis is een toevallig thuis: daar word je geboren, hierheen verdreven en daarginds stel je je nieren ter beschikking aan de wetenschap’, schrijft Saša Stanišic in zijn roman Herkomst. ‘Gelukkig is hij die het toeval kan beïnvloeden. Die zijn thuis niet verlaat omdat hij moet, maar omdat hij wil. Gelukkig is hij die zijn geografische wensen kan vervullen. Dat levert voortreffelijke taalreizen op, seniorenwoningen in Florida en vrouwen die naar de Dominicaanse Republiek emigreren, waar de mannen mooier zijn.’
Stanišic verliet zijn thuis niet omdat hij het wilde: als kind van een Bosnische moeder en een Servische vader vluchtten zijn ouders met hem in 1992 uit Visegrad aan de Drina, een provinciestad dertig kilometer ten zuiden van Srebrenica. In 1994 werden er tientallen moslimvrouwen opgesloten in een kuurhotel, verkracht en gedood. Stanišic belandde met zijn familie in Heidelberg, of nou ja, op een aanpalend industriegebied. Daar kon hij naar school, en naar de universiteit, ook toen zijn ouders werden uitgezet. Nu woont hij in Hamburg. Na twee eerdere romans, Hoe de soldaat de grammofoon repareert (2006) en Nacht voor het feest (2014) ontving hij vorig jaar de belangrijkste Duitse literatuurprijs, de Deutscher Buchpreis, voor zijn autobiografische, onlangs vertaalde werk Herkomst (Herkunft).
„U treft mij in mijn werkkamer in Hamburg”, vertelt Stanišić wanneer hij de telefoon opneemt. „Gisteravond hield ik een benefietlezing, online, voor twee organisaties die zich voor vluchtelingen inzetten in Griekenland en in Bosnië. We hebben ruim tienduizend euro ingezameld, en daarover schrijf ik nu een bericht. Nu, een paar weken na wat er op Lesbos gebeurde, is er weer kort aandacht voor de vluchtelingensituatie aan de grenzen van Europa. Hier in Duitsland is er in de deelstaten en de gemeenten een enorme bereidheid om mensen op te nemen, maar onze Innenminister [Horst Seehofer, CSU, red.] blokkeert alle mogelijkheden. Seehofer is vergeleken met zijn starre houding in 2015 iets opgeschoven, hij is tot iets meer bereid, maar de beweging is werkelijk minimaal. Hij voelt de druk van Die Grünen en Die Linke in de Bondsdag, van de kerken, van de mensen in het land. Maar er wordt nu gesteggeld over een paar duizend minderjarige vluchtelingen, terwijl we een enorme capaciteit en ook bereidwilligheid hebben om mensen op te vangen.
„Er wordt gepraat over een Europese oplossing, maar dat voelt op dit moment als een uitvlucht. Ik snap dat je het erover moet hebben, maar mijn god, het gaat hier niet om de beplanting van een plantsoentje. Gisteren trokken de eerste grote regenbuien over Lesbos. De hygiënische situatie is er onvoorstelbaar. Hulpgoederen komen nauwelijks aan. Dat in Europa mensen honger lijden – cynischer kan het niet.”
Is het effect van Merkels aanvankelijke openheid nog merkbaar?
„Ik vind Merkel niet in alle opzichten even geweldig, maar dit heeft ze heel goed gedaan: het gevoel geven dat we de capaciteiten en de mogelijkheden hebben om mensen op te vangen. Door de jaren heen heeft zich dat als een positieve beweging verankerd, ook onder hen die in het begin sceptisch waren. Merkel heeft steeds benadrukt dat het een belangrijk onderwerp voor haar is, en herhaald dat alles voorhanden is: woningen, scholing, banen.”
U schrijft hoe uw grootouders van moeders kant, Mejrema en Muhamed, als moslims ook gevlucht naar Heidelberg, eind jaren negentig werden uitgezet omdat ‘hun vaderland mensen nodig had voor de wederopbouw’.
„Ja, mijn destijds 65-jarige grootmoeder kreeg die brief en natuurlijk barstten we allemaal in lachen uit. Het was volstrekt absurd. Het gaat er alleen maar om dat er een of ander argument in zo’n brief staat, zodat er niet alleen maar hoeft te staan ‘Raus hier, we willen jullie niet meer’.”
Uit Herkomst: Mijn rebellie was de aanpassing. Niet aan de verwachting hoe je in Duitsland als migrant diende te zijn, maar ook niet bewust ertegen. Ik richtte mijn verzet tegen de fetisjering van afkomst en tegen het fantasma van nationale identiteit.
Hoe verklaart u die menselijke obsessie met herkomst?
„Ik denk dat het wordt gezien als een constante in het leven, waarvoor de aandacht, nu zoveel mensen op de been zijn, nog is toegenomen. Voorheen werden mensen vaak op één plek geboren, gingen er naar school, werkten op het land, gingen er dood – zoals in het dorpje Oskorusa, het dorp van mijn voorouders dat ik beschrijf. Pas sinds de jaren tachtig trekken de mensen daar weg, op zoek naar een betere plaats om te leven, waar het werk misschien minder fysiek uitputtend is, waar er misschien iets anders, iets méér van het leven te maken is. De vraag waar je toe behoort wordt anders beantwoord: ik behoor mezelf toe, en niet dit land, ik behoor mezelf toe, en niet dit dorp. Ik behoor mijn toekomst en die van mijn kinderen toe, en niet deze akker. De vraag wordt: waar wil je zijn, en niet, waar was je altijd al. Maar die vraag wordt in een andere context helemaal niet gesteld: je zit in een oorlog en moet vluchten, en dan is de vraag, waar kan ik überhaupt zijn, wie neemt me op.
„Wat voor wezens zijn we geworden, wij moderne mensen, waarom moeten we steeds van a naar b? Wat doet dit versplinterde toebehoren met ons? Mijn grootmoeder van vaders kant is nooit ver van Visegrad geweest. En mijn biografie is er eentje zoals die van miljoenen mensen die moesten vluchten. Ik zou nu, als schrijver, met een studeerkamer in Hamburg, overal kunnen werken en me overal thuis kunnen voelen. Tegelijkertijd zitten er mensen op Lesbos op hun hurken in de modder. Deze extremen moet ik als schrijver onderzoeken.”
Over zijn moeder schrijft Stanišic: ‘Toen de politieagent haar in april 1992 adviseerde om uit Višegrad te verdwijnen, omdat de moslims binnenkort ter verantwoording zouden worden geroepen, luidde haar antwoord in een leven dat ik voor haar zou hebben geschreven: „Wie heeft bepaald dat ik moslima ben?”’
Bepalen nog veel mensen voor u wie u bent?
„Het is beter geworden. Nu ik een zekere bekendheid geniet gaan er deuren open die voorheen gesloten bleven. Zoals ik ook in mijn boek schrijf, werd ik met mijn achternaam vaak niet eens uitgenodigd om een woning te bezichtigen. Als je dan in plaats van Saša Sascha gaat schrijven en ook nog kunt laten zien dat je geld verdient, word je opeens wel uitgenodigd. Plotseling bén je iemand.
„Nu gaat het niet meer om wíe ik ben maar wat ik ben. Ik weet nog goed hoe ongeduldig mensen werden toen ik het Duits nog niet beheerste en mijn zin niet snel genoeg afmaakte, hoe weinig voorkomend je werd behandeld. Of hoe mijn ouders, toen zij nog in Duitsland woonden, veel vaker met discriminatie te maken kregen dan ik, simpelweg omdat ze de taal niet goed spraken. Het is grappig hoe mensen worden geïdentificeerd met hun taalbeheersing. Ook nu nog komt het voor dat ik mensen spreek, die weten dat ik schrijver ben, die dan zeggen: ‘Uw Duits is wel heel erg goed!’ Dan denk ik altijd: ‘Ja, het uwe ook!’”
Uit Herkomst: Mijn Nena Mejrema, die in kidneybonen de toekomst voor me las. Ooit voorspelde ze me dat ik veel levens zou hebben. Als een kat? vroeg ik. Dat van die katten is bijgeloof, kraste ze.
Uw grootmoeder voorspelde de toekomst voor u en voor mensen om haar heen aan de hand van koffiedik of een worp nierbonen. Was dat een wijdverbreid gebruik in het Bosnië van uw kinderjaren?
„Het is een overblijfsel uit het Ottomaanse Rijk, een gebruik dat generaties lang is doorgegeven. Maar niet veel vrouwen deden het, of konden het, voor zover ik weet. Er kwamen allerlei vrouwen uit de buurt mijn grootmoeder om raad vragen. Ze fungeerde als een soort lekenpsychologe. De bonen, of het koffiedik, waren een ritueel, het begin van een gesprek, wat verwacht je van het leven, wat zou dit voor je kunnen betekenen, waarom is dit zo moeilijk voor je. Ze deed het ook voor mij, die bonen. En omdat iedereen in de buurt zoveel vertrouwen in haar magische kunnen leek te hebben, moest er iets in zitten. Ik vond het doodeng. En omdat ze me altijd als een volwassene behandelde, was ze ook heel hard: als de bonen zeiden dat ik een slechte dag zou hebben op school, verzweeg ze dat niet.”
Uit Herkomst: Het geluid van tegen elkaar tikkende dobbelstenen klinkt helder, en mijn vader zegt: ‘Genocide op het Servische volk?’, en Berec zegt: ‘Het zijn maar woorden’, en Kosta zegt: ‘Het werd tijd dat iemand ze uitspreekt’, en vader zegt: ‘Je bent gek’, en moeder zegt: ‘Alea iacta est’ – de teerling is geworpen.
Herkomst – zoals u schrijft een kwestie van toeval – lijkt zich te spiegelen in het gebruik van uw grootmoeder om u de toekomst te voorspellen met die bonen: geheel toevallig, beperkt maakbaar, afhankelijk van het verhaal dat je vertelt om het toeval naar je hand te zetten.
„In Heidelberg kwam ik een keer bij mijn grootmoeder met een neef die problemen had op school. Tegen hem zei ze: ‘Voor jou lees ik geen bonen, want jij weet precies wat je te doen staat. Ga op je billen zitten en studeer, anders wordt het niets met jou.’ We proberen ons leven te plannen, we maken ons voorstellingen, soms mislukken we en meestal is er toeval in het spel. Het lezen van de bonen is een commentaar op de situatie nú, en, door mijn oma’s kennis over mij, of over haar buurvrouwen, kon ze ook iets zeggen over hoe het met ons zou gaan over een paar dagen, of over een paar jaar. Dat is toch waar we allemaal steeds mee bezig zijn: ons een toekomst voor te stellen.
„Het klinkt zo gemaakt, zoals ik het opschrijf, maar mijn grootmoeder zei me toen ik een jaar of elf was: je moet bij woorden blijven. Ik had toen misschien net twee gedichten geproduceerd. Veertig jaar later denk ik er nog aan. Nu ben ik bepaald geen esoterisch type, maar bewust of onbewust heeft ze me op een bepaalde manier gevormd, een richting opgeduwd – en dat koester ik.”