De Rotterdame culturele sector moet diverser. En inclusiever. Gaapt u al? Het gemekker om inclusiviteit en diversiteit verveelt mij in ieder geval al jaren. Ik ben weleens naar bijeenkomsten geweest waarin hevig werd gedebatteerd over het thema. Ik laat me graag overtuigen door een goed verhaal. Zo was ik ooit naar een debat over Zwarte Piet, een onderwerp waarin ik me voor die tijd eigenlijk niet had verdiept en, eerlijk is eerlijk, niet uitgesproken tegen was. De intens treurige Pegida-aanhangers buiten en de vader binnen, die vertelde dat zijn dochter rondom Sinterklaas steevast huilend thuiskomt na te zijn uitgescholden, waren voor mij aanleiding om mijn mening bij te stellen.
Welnu, de tweetal debatavonden die ik bezocht over de vermeende problemen van de Rotterdamse cultuursector liepen anders af. Wat ik zag was een handjevol mensen die steen en been klaagden dat de grote boze witte instellingen er met de poet vandoor gingen zodat er voor hen niks overbleef. Geen goed inhoudelijk verhaal, geen sluitende argumenten en in ieder geval bepaald geen overtuigend slachtofferschap.
Een van de aanwezigen was onze stadsdichter Dean Bowen. Nu weet ik niet of u hem weleens in het openbaar heeft horen spreken, maar geloof mij, de beste man is volstrekt onnavolgbaar. Er komt geen zinnig woord uit. En dan bedoel ik niet alleen zijn poëzie, maar ook de antwoorden die hij tracht te geven in een simpel vraaggesprek. Ik weet niet op welke kwalificaties hij het stadsdichterschap toebedeeld heeft gekregen, maar mij bekroop (de laatste keer dat ik hem zag, tijdens een talkshow in Arminius) het akelige gevoel dat het niet zijn inhoudelijke kwaliteiten zijn.
En dat is nu precies de valkuil van de discussie. Des te harder je schreeuwt om diversiteit, of, zoals de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur, het zelfs als eis stelt, des te vaker de vraag zal rijzen waarom iemand op een bepaalde positie zit. Net zoals sommige lezers zich misschien afvragen of ik deze column aan mijn - dankzij de herfst steeds grauwer wordende - bruine kleur te danken heb.
Begrijp me niet verkeerd, diversiteit is belangrijk. Inzicht in en connectie met toch zeker de helft van je stadspopulatie is zelfs onontbeerlijk. Instellingen staan dan ook te springen om goed personeel met een andere culturele achtergrond. Helaas geldt voor die beroepsgroep, net als de media, dat het niet de disciplines zijn waar 2e of 3e generatie migranten massaal op aanhaken. Mijn klas op de School voor Journalistiek: hagelwit. Niet zo vreemd dat het lastig is voor de cultuursector en redacties om diverser te worden.
Het is eveneens niet verwonderlijk dat de sympathieke (!), maar ietwat zwakke cultuurwethouder Said Kasmi gevoelig is voor de diversiteitsretoriek. Zijn gebrek aan visie op cultuur is zo nijpend dat elke houvast welkom is. Maar kunnen we alsjeblieft af van het idiote beeld van boze witte mannen op het pluche die de poorten gesloten houden voor getalenteerde, diverse makers? Streven naar diversiteit is prima, maar maak er geen voorwaarde van.
Ik interviewde voor deze krant eens een theatermaakster met een biculturele achtergrond. Ze gaf af op de ivoren torens van Rotterdams grootste theater. Wat bleek? Ze was daar afgewezen omdat ze haar inhoudelijk niet sterk genoeg vonden. Laten we alsjeblieft hopen dat dit zo blijft.