In de column van Zihni Özdil (9/10) maakt deze forse verwijten aan het adres van emeritus hoogleraar Piet Emmer. Hij stelt dat Emmer met racistische drogredeneringen strooit. Wat opvalt is dat Özdil de stellingnames van Emmer niet eerlijk weergeeft. Het artikel in De Telegraaf waar hij naar verwijst begint met de vaststelling „dat historicus Piet Emmer het een logische ontwikkeling noemt dat koloniale roofkunst terug kan worden gegeven aan de landen van herkomst”. Dat is een duidelijk uitgangspunt. Toch presteert Özdil het om hem te verwijten dat hij tegen teruggave zou zijn, en noemt hij de argumenten van Emmer racistisch.
Is het racistisch om er op te wijzen dat heel wat voorwerpen juist zijn gered doordat ze zijn geroofd, omdat het aannemelijk is dat ze anders verloren zouden zijn gegaan? Is het racistisch om aan teruggave de eis te verbinden dat de voorwerpen op een deugdelijke manier worden bewaard of tentoongesteld? Wat een treurige manier om met de term racisme om te gaan.
In het boek Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel noemt Emmer de trans-Atlantische slavenhandel een van de vreselijkste misdaden in de geschiedenis van de mensheid, en noemt hij dit een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Maar omdat hij het waagt de discussie aan te gaan over bepaalde claims van collega’s en anderen, wordt Emmer ongekend hard aangepakt. Het is zorgwekkend dat er zo weinig bereidheid bestaat om een fatsoenlijke discussie over de feiten te voeren. Als die houding volgens Özdil de nieuwe ‘radicale intellectuele traditie’ omvat van de jonge garde die zich niet conformeert aan de oude normen, dan geef ik de voorkeur aan die oude normen.