Rabobank mocht kredieten elektronicaketen opzeggen

Deze rubriek belicht elke week kwesties uit het bedrijfsleven waarover de rechter zich onlangs uitsprak. Ditmaal: civiel recht, over een conflict tussen de Rabobank en elektronicaketen Hobo Hifi.

Foto Marcus Peters/Hollandse Hoogte

Electronicaketen Hobo Hifi sluit bij Rabobank kredieten ter grootte van 4 miljoen euro af. Vanaf 2012 daalt de omzet bij Hobo jaarlijks met 10 tot 20 procent en maakt de keten verlies. Rabobank bestempelt Hobo als risicoklant en brengt het onder bij de afdeling ‘bijzonder beheer’. In april 2014 komen bank en elektronicaketen een reorganisatieplan overeen. Hobo wordt de voorwaarde opgelegd dat het bedrijfsresultaat snel positief moet worden. Zo niet, dan mag Rabobank de financiering opzeggen.

Het bedrijfsresultaat verbetert niet en is in juli en augustus bij elkaar 159.000 euro negatief. Overleg tussen Rabobank, Hobo en een stille curator mag niet baten. De bank heeft geen geloof meer in Hobo en zegt de financiering in oktober 2014 met onmiddellijke ingang op. Hobo vraagt daarop faillissement aan.

De overkoepelende Hobo Holding van de twee Hobo-aandeelhouders stelt jaren later – in 2018 – Rabobank aansprakelijk. Men zou 8 miljoen euro schade hebben geleden omdat Rabobank de kredietrelatie per direct beëindigde en de uitstaande leningen opeiste. Hobo typeert dat als „een overval” en stelt gewoon aan zijn financiële verplichtingen tegenover de bank te hebben voldaan. Volgens Hobo had Rabobank vanwege haar zorgplicht op zijn minst een opzegtermijn in acht moeten nemen.

De rechtbank Amsterdam ziet dat anders en vindt dat Rabobank geen opzegtermijn in acht hoefde te nemen. Hobo heeft daar nooit om gevraagd en een opzegtermijn diende volgens de rechters geen enkel „reëel doel”. Er was namelijk geen zicht op alternatieve financiering voor Hobo. Het faillissement kan Rabobank niet worden aangerekend.